straf voor de frauderende loods schipper was zwaar, 'de loots schuijt zo spoedig mogelijk uijt den dienst van de lande te ontslaan' 58. De aftocht van de Engelsen. Bataafse leger gevorderde paarden en wagens nog steeds niet terug zijn, dat er tijdens de aftocht van de Engelsen hun hooi en fourage is gevorderd en met de vloot is mee gevoerd zonder betaling 57. Natuur lijk, er waren er ook die probeerden er een voordeeltje uit te slepen maar tegen de lamp liepen. Zoals de rekening van een vaartocht van 20 november, waarin stond dat op 'requisitie van Lt. Colonel Abbema naar het Nieuwe diep geeischt wor dende een vaartuijg ten eijnde de Engelsche Generaal Doglij bij zijn aankomst naar eene der kruijsende Engelsche scheepen over te bren gen'. Onmogelijk, schreef de agent van oorlog der Bataafse Republiek aan de municipaliteit van Den Hel der, generaal Doglij was voordien al vertrokken van Hellevoetsluis, de 'Helder den 15 november, Uijt het Engelsch', zo begon de vertaling van het schrijven van de Engelse Commissaris Generaal Motz waar in hij schreef dat Luitenant Gene raal James Pulteney, commandant van de Britse troepen, gelastte om aan de magistraten van Den Helder over te leveren alle achter gebleven trekpaarden, wagens en voorraden. Pulteney gaf aan dat de magistraten van 'de Zijpe, Schagen, Callants- oog, Veldt, Petten, het Eijland Texel en het Eijland Wieringen', alles on partijdig moesten verdelen onder de grootste slachtoffers van de oor log. Vervolgens gingen er grote kudden paarden naar de dorpen om daar verkocht te worden 59. De verkoop van 'Engelse' uit Den Hel der afkomstige paarden in de Zijpe bracht 650 gulden op, in Schagen zelfs 1500,- 6o. Verder werden de be sturen van Callantsoog en Den Hel der op hun verantwoordelijkheid gewezen 'om ten hunne kosten alle doode lichamen binnen hun ge- meentens onder de aarde te doen delven' 61 en als eind november de bakovens voor het brood van de En gelsen tussen de Sluijsdijk en 't Nieuwediep 'door lieden zonder voorkennis' werden afgebroken moeten ze daar onmiddellijk mee ophouden 62. Op 4 december ver scheen de publikatie dat de burgers hun geleden schade aan huizen, vee en eigendommen, 'welke hun door den Engelsche en Russen ar meen zijn toegebragt' bij het ge meente bestuur van hun dorp moe ten opgeven. De schade in de Noord-Hollandse dorpen onder de bevolking was zo groot dat de dorpsbesturen de eerste noden naar eigen goed dunken moesten verhelpen 63 én er kwamen collec tes, waarna er weer onvrede ont stond over de verdeling van de op- 127

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 1999 | | pagina 39