Verder verzocht hij het Departe mentaal Bestuur dan ook om zijn verslag vooral geheim te houden, 'en zoo uwe daar zomtijd gebruijk van maakten in het een of ander ge val ik daar nimmer in betrokken wordt als burger'. In het zelfde ver slag schrijft Jacob Bakker ook dat de troepen van Oranje niet geplun derd hebben, dat zelfs de 'Franse' municipaliteit in Den Helder na de komst van de Engelsen nog drie da gen regeerde en op hun verzoek een patrouille werd geformeerd die de rust onder de bevolking bewaar de. Op 29 augustus, zo schreef Bakker, 'wierden wij door den boode op last van den schout civiel op geroepen om den 30e des mid dags om 12 uuren in vergadering te compareeren. Waar op gemelde schout civiel met den baron van Heerd (commissaris van de Stad houder) in den vergaadering ver scheen en den vergadering wierd vervallen'. De municipaliteit hield op met bestaan, zij werden afgezet en vanaf dat moment waren zij ambteloos burger, aldus Bakker 5°. In die periode werd de administra tie van de gemeente niet of nauwe lijks bijgehouden, zeker is dat de doopregisters hiaten bevatten en er tijdens de bezetting geen huwelijk werd ingeschreven. In het begraaf- register werd wel melding gemaakt van de begrafenis van een aantal Engelse kinderen, waarschijnlijk jong scheepsvolk en Tomas Ried, bemanningslid van het Engelse oorlogsschip Lidia Ann 51. Ondertussen werden er nog steeds mensen aan de tand gevoeld zoals 'Den burger Claas Slinger' maar hij legt het de agent van marine gedul dig uit, dat hij van 27 tot de 29e au gustus 1799 in dienst is geweest van de municipaliteit en als tolk voor hun heeft gewerkt ten tijde van de invasie van de Engelsen om dat hij die taal sprak. Slinger ver richtte die taak twee en een half et maal, totdat er een ander gemeen tebestuur werd aangesteld, en hij ook voor hun tolk werd. Na enige tijd moest hij zijn diensten aanbie den aan een Franse generaal. In die tijd heeft Slinger vele verwensingen moeten aanhoren en zelfs van twee Engelse officieren een kaakslag ge kregen omdat hij hen betichtte van 'inkwartiering gast', ja hij werd zelfs nageroepen door burgers. Slinger verklaarde niets ten nadele van iemand buiten de orders van de regering gedaan te hebben en zelfs de bezetter te hebben tegengespro ken 52. In de vergadering op 13 december Ï799 werd er door de municipali teit een missive van Salomom Bos besproken met een opgave 'van sommige belhamels om deeze ver gadering tot handleijding te kun nen dienen en waaronder zich be vonden, Jacob Hoogland, Corn. Hoogland, Steph. De Bruijne, Ger- rit Adriaan, Jan Krok, Jacob Me- ijert, Pieter Schoute, Pieter Sloth, Jan Jongkees, Jacob Houting, Ger- rit de Rooij, Schipper Kees, Hend. Kooij, Jan Corn. Dekker, Arie Corn. Klorn, Gerrit Glas, Arie Korff, Wil lem Martens, Abram Sombuit, Jan Schaap, Fredrik Kramer, Claas Jansz., en Jan Deelder' 53. Dit wa ren de personen die als prinsgezin- den bekend stonden en daar tijdens het verblijf van de Engelsen uiting aan gegeven hadden. Voor zover ze nog in functies zaten eiste men ver vanging door 'lieden met Patrio- tische gevoelens vervuld'. Was er voorheen weinig wrijving tussen patriotten en prinsgezinden op deze dorpen, de invasie van de En gelsen had een felle, maar tijdelijke verdeeldheid tot gevolg. Toch werk te dit niet lang door, korte tijd later treft men de gezuiverden weer in allerlei functies aan. Op 14 decem ber verscheen de burger Admiraal de Winter op de vergadering, hij vroeg aan de municipaliteit of er ambtenaren waren geweest die, in dienst van de marine, zich prinsge zind hadden gedragen en of het be stuur wist dat mogelijk ene Frans Hendr. Heijdeman op het Nieuwe Werk zich schuldig had gemaakt aan het uitsteken van een oranje vlag? Zij wisten wel dat bijna alle loodsen uit Huisduinen en Den Helder zich in dienst van de Engel sen hadden laten vorderen, maar al leen loods Maarten Breet liep tij dens de aankomst van de Engelsen met een oranje vlag 54. Uiteindelijk zou er in 1801 algemene amnestie komen voor staatkundige misdrij ven en in 1802 werd ook het gede serteerde marinevolk met een Ge neraal Pardon vergiffenis geschon ken. Voor de dorpen betekende dit dat de 4000 man uit Engeland hier weer werden ontscheept. Goederen en gelden De militairen probeerden de in de haast achtergelaten goederen terug te vinden, zoals het 2e Bataljon der 7e halve brigade die 'gecampeert agter Kijkduijn hebben op den 27e augustus den dag der landing die de Engelsche deeden' alles achter moesten laten en nu op zoek gin gen. Er werden gegevens en zono dig schetsen naar de municipaliteit opgestuurd van koffers en kisten, kleding, papieren en akte van aan stelling, portefeuilles, hoeden en laarzen 55. Er stroomden requesten om scha devergoeding binnen van voerlui en schippers die voor de militairen gewerkt hadden. Te veel waar schijnlijk want de besturen van de Noord Hollandse dorpen kregen een schrijven van het Departemen taal Bestuur om een lijst op te stel len voor J.E. Rom, de wagenmees- ter Generaal van de Franse en Ba taafse troepen met daarin de na men van de voerlui en de schippers met vermelding van datums van vertrek en terugkomst 56. Het wordt chaotisch als de voerlieden beginnen te klagen dat sinds de Franse inkwartiering in 1795 de betaling in een aantal gevallen zelfs nog moet plaatsvinden. De door het 126

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 1999 | | pagina 38