Overpeinzingen bij een oude schoolwandplaat (2)
Ter walvisvaart naar Spitsbergen
De walvisvaart, sedert de ne eeuw
beoefend door de Basken, later ook
door Spanjaarden en Portugezen,
Fransen en Engelsen, werd tegen
het einde van de 16e eeuw vrijwel
uitsluitend door Engelsen en Hol
Ter Walvischvaart.
landers uitgeoefend. De Hollanders
ontplooiden vooral na bericht van
Heemskerk en Barentsz (1596)
over grote aantallen walvissen, een
enorme activ te:t. De activiteiten,
vanuit diverse p atsen als Amster
dam, Hoorn, Medemblik, Enkhui
zen en Schiedam, werden in 1614
gebundeld bij de totstandkoming
van de 'Noordsche Compagnie',
welk kartel het monopolie van de
walvisvaart vanuit ons land ontving.
De Staten Generaal beschermde
voorts deze Compagnie tegen vijan
delijkheden van de a ïcurrenten,
met name de Engelsen door 'telken
jare eenige oorlogsscheepen ter be
scherming van de walvisvaarders
mee te zenden naar het noorden'.
Terwijl de Engelsen de meeste baai
en van de westkust van Spitsbergen
voor zich reserveerden, kregen de
Hollanders de noordwesthoek,
waar Smeerenburg op het Amster
dameiland werd gevestigd. De
Zeeuwen vestigden zich in de
Maer 't is een eensaem landt, een landt daer
woeste Beeren
en 't Koude Noordgeblaes, met ijs en snee regeeren
daer 't weynigh daegten daer de droeve nacht
gheduerich sich vertoont en stadich houdt de
wacht...
ghedicht aen allezeevaerende luyden
tot Leyden gedruckt bij Willem Christiaan 1634
De Nederlandse walvisvaart speelde zich in de 17e
eeuw voornamelijk af bij Spitsbergen (Svalbard) en
het Jan Mayeneiland, genoemd naar Jan Jacobsz May
van Schellinkhout. Op beide eilanden stonden in de
eerste helft van de 17e eeuw zomernederzettingen
met grote woontenten (later houten huizen) en
traanovens.
De nederzetting op het Amsterdamse eiland in de
Spitsbergenarchipel kreeg de toepasselijke naam
Smeerenburg; de smerigheid en de stank van de
traankokerijen was enorm. Smeerenburg heeft
slechts een halve eeuw bestaan. Na 1650 werden de
walvissen niet langer op Spitsbergen verwerkt, maar
op het schip zelf (spek in vaten) en vervolgens in
traankokerijen in de Zaanstreek. De oorzaak was
overbevissing in de buurt van Spitsbergen en Jan
Mayen, zodat men steeds verder
van land af moest jagen (zee- of
ijsvisserij). In de loop van de 18e
eeuw verplaatste de walvisvaart
zich naar de wateren rondom
Groenland (Straat Davis). In de
tweede helft van de 18e eeuw wer
den de vangsten minder, terwijl de
(Engelse) concurrentie steeds ster
ker werd. Mede door overheids
steun kon het bedrijf door de Hol
landers tot 1872 worden voortge
zet.'
50