Het gebeurde dan wel dat mijn zus je een beetje verdrietig naar moe der liep. 'Jacob wil altijd maar zee man spelen. Hij gaat altijd naar zee.' In onze straat woonden nogal wat mensen, die met het loodswezen te maken hadden. Schuin tegenover en naast ons woonde een lood- schipper. Ons huis was van groot vader, die ook loods was geweest. Naar ik hoorde, betaalde mijn vader aan huur f 1,75 per week, met het beding dat hij zelf de schuttingen moest schilderen. Toen we wat ouder waren ging moeder, als vader naar zee was, met ons naar het strand. Tante Jan- nie en tante Trijntje gingen ook mee. We namen flessen met water en schoon gekrabde wortelen mee. Terug gingen we dan door de Tuin tjes. Daar was een uitspanning, waar we getrakteerd werden op een flesje 'prik', een kogelflesje met vuurrode limonade. Soms reden we met het stoomtrammet je over de dijk. Dat trammetje reed alleen 's zomers. Er stoof nog wel eens zand op de rails en als er dan veel men sen mee gingen moest er flink ge duwd worden. Onze groenteboer heette Piet van Os. Bij hem haalden mijn buurjon gen en ik groen voor de konijnen. Als er een konijn geslacht werd deed vader dat helemaal alleen. Omdat mijn zusje wel eens gezien had dat de konijnen aan de houten tralies knabbelden, was haar verkla ring: 'Truitje is doodgegaan, want hij heeft aan de stokkies gegeten.' Toen ik ongeveer vier jaar was werd ik met een paar buurjongens naar het 'kippenschooltje' gebracht. Dat gebeurde door Gaath Smit, de dochter van tante Trijntje. Die be waarschool stond aan de Vismarkt, dus een eind weg. We werden daar in een lange bank gezet en moesten matjes vlechten. Dat vond ik wel aardig werk. Ooit stond er in de hoek een jongen, die in z'n broek gekakt had. Het stonk geweldig. In de pauze moesten we allemaal naar een lokaal waar een heel stel potten klaar stonden. Een juffrouw wilde mij ook op zo'n pot zetten, maar dat weigerde ik persé. Geen vrouw aan mijn broek! Toen ik weer thuis was zei ik: 'Ik ga nooit meer naar het kippenschooltje'. Dat was niet naar de zin van mijn moeder. Ik werd voor straf in een grote rieten stoel in de keuken gezet. 'Als jij niet naar 't schooltje wil, blijf je daar zitten.' Het zal wel niet zo lang geduurd hebben. Mijn vrouw Jo (Schoorl) heeft in haar jeugd precies de zelfde ervaring gehad op de bewaarschool. Zij wilde daar na één dag ook niet meer heen en werd eveneens in de keuken op een stoel gezet met de mededeling: 'Daar kom je niet meer uit als je niet naar 't schooltje wil.' We hadden beiden kennelijk een hekel aan de be waarschool. Toen kwam het moment dat ik naar de grote school moest, tegelijk met mijn neefje, ook een Schol. Onze moeders brachten ons weg. De school stond aan de Hoofdgracht. We hadden allebei een nieuw matrozen- petje op. Dat hoorde je op te hangen, voordat je de klas in ging, maar wij hielden het stijf op, we wilden het niet kwijt. De juf was een vriendin van tante Annie en we kenden haar dus al jaren. Maar we wilden niet bij de juf in de bank gaan zitten, we wilden persé naast el kaar zitten. Even later kwam de juffrouw langs. Hoe wel zij natuurlijk heel goed wist wie wij waren vroeg zij toch: 'Hoe heet jij, ventje?' We zeiden niets, hielden onze lippen stijf op elkaar. En weer vroeg zij: 'Zeg me nou toch eens hoe je heet, jongen.' Toen zei ik: 'Skol.' En mijn neefje zei ook: 'Skol.' Ik had geen hekel aan school, had er zelfs wel plezier in. Maar meer nog trok de zee. Het uitvaren van de loodsschoener, de kanaalschoener waarop mijn vader voer, was bijvoorbeeld altijd een hele gebeurtenis. Als ze wind tegen had, werd de schoener tot buiten het Schulpengat gesleept. Nu telde de school verscheidene zonen van loodsen. Als wij vanaf de dijk het schip za gen uitvaren, vergaten we meteen de schooltijd. Over de dijk liepen wij dan met de schoener mee. Als er een man in het wand klom zeiden we: 'Dat is mijn vader.' Natuurlijk kwamen we vaak te laat op school en dat bleef niet onbestraft. Maar dat hadden we er graag voor over. (Wordt vervolgd.) Bron: Herinneringen aansluitend bij mijn zeilvaarttijd, deel 1 - Kapitein, J. Schol. 47

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 1998 | | pagina 15