Overpeinzingen bij een oude schoolwandplaat Op de reede van Bantam, 1598 We hadden geen televisie maar wél een schoolmeester die spannend kon vertellen. En het was helemaal geweldig als dat gebeurde bij een wandplaat, een wandplaat van Isings. De wandplaat over de tweede tocht naar Indië bijvoor beeld nu al weer vierhonderd jaar geleden. De eerste tocht weet iedereen - nou, iedereen van de oudere generatie dan. De tocht van De Houtman en Keyzer, bedoel ik. Een vloot van drie koopvaarders 'Maurits', 'Hollandia' en 'Amsterdam' en het jacht Duyfken met in totaal 249 manschappen aan boord, die op de twee de april 1594 van de rede van Texel was vertrokken. Een vloot die na een mislukte tocht met verlies van één schip en 160 manschappen ruim drie jaar later, op 10 augustus 1597 het anker liet vallen voor Petten. Daar reden zij een zwaren storm af, waarin de Hollandia een anker verloor, maar gelukkig hield het tweede. Den elfden augustus was het weer handzamer. De Maurits en de pinas (jacht) zagen kans onder zeil te komen, maar de equi page der Hollandia was te zwak om het ankerspil te draaien. Zij moest blijven liggen en toen 's nachts weer een zware storm opstak, bleef de schipper om zijn anker te ont lasten den grooten mast gekapt. Tot den veertienden worstelden zij; toen slechtte de zee af, loodslieden kwamen aan boord, zij hielpen het anker lichten en zeil-zetten en op dien dag bereikten zij Texel.' Aldus de maritiem historicus J.C. Mollema, die zijn uitgebreid relaas over de reis besluit met de laatste regels uit het scheepsjournaal: 'Ende is also ons lange moeylijcke reyse volbracht, nae veel verdriets ende peryclcelen, daer ons de almo gende Heer voor bewaert heeft: dies zij hem lof prijs ende eere van eeuwicheyt tot eeuwicheyt, Amen.'1 Het was één grote flop geweest, die eerste tocht: 'Onderlinge verdeeld heid, slecht bestuur, ruwe hande lingen tegenover den inlander, wangedrag der schepelingen waren de kenmerken van deze togt' Aldus een andere maritieme histo ricus, de gezaghebbende Jhr. Mr. J.K.J. de Jonge. Hoe kon het ook anders? 'Een groot gedeelte van de beman ning was samengesteld uit ruw en ordeloos volk waaronder zich ook eenige woeste losbollen, zoons van voorname en rijke lieden, bevon den aan wie het minder aan waag halzerij, vermetelheid en geest kracht ontbrak dan aan een liefde tot tucht en orde en wier terug komst misschien niet eens vurig was verlangd'2 Degene die dan misschien maar beter niet had kunnen terugkeren, Cornelis de Houtman, een ruziemaker en bullebak van een vent, kwam natuurlijk wel terug. De uiterst humane 'opperste piloot' Pieter Keyzer daarentegen had het leven gelaten. En dat zou men allemaal nog niet zo erg heb ben gevonden als de schepen maar 'rijk belaan' waren terugge keerd. Helaas is er slechts sprake van een luttele lading. Al bij al geen reis om op school over te vertellen. Nee, daartoe leent de succesvolle tweede tocht onder Van Neck, Warwijck en Heems- kerck zich véél meer. Jacob van Heemskerck is in ieder geval bekend. Hij is de man die met schipper Barendsz in 1596 de legendarisch geworden overwinte ring op Nova Zembla had meege maakt. De leiding van de vloot die op 1 mei 1598 naar Indië vertrok, berustte bij Jacob van Neck, een koopman die door zijn reizen naar de Oostzeelanden enige erva ring in de zeevaart had. Van War wijck en Heemskerck waren de vice-admiraals op de vloot van acht schepen. De bemanning 550 koppen in totaal, was met zorg uitgezocht, waaronder een aantal dat de eer ste reis had overleefd. Zeelieden en kooplui, soldaten en ambachts lieden. Er waren koopwaren aan boord, laken en linnen, garen en band, knopen en kammen, potten en pannen en allerlei snuisterijen. En geld natuurlijk, Spaans en Por tugees goud en zilvergeld om te 18

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 1998 | | pagina 18