Enige genealogische opmerkingen bij de lijsten van huiseigenaars
op Huisduinen in 1636
Nadat de pestepidemie in 1604-1605 60% van de
bevolking van Huisduinen had weggerukt en het
grootste gedeelte van de overige bevolking her en der
was heen gevlucht, keerden in volgende jaren velen
terug en vulden lieden van elders afkomstig de open
gevallen plaatsen in.
De Kerkbuurt telde voor het uitbreken van de pest
125 huizen met 500 a 550 bewoners, Den Helder 170
huizen met 750 a 800 bewoners1 totaal 295 hui
zen met circa 1300 bewoners. Omstreeks 1600
stonden de huizen van de Helderbuurt in het
noordwesten van het eiland op hoge duin-
grond, maar kustafslag noopte tot oost-
waartse verplaatsing. Tussen 1606 en 1636
nam de bewoning toe tot 221 huizen in
de Kerkbuurt met 950 a 1000 bewoners
en 184 huizen in Den Helder met 800
a 850 bewoners, totaal 405 huizen
met circa 1800 bewoners.
In zulke kleine gemeenschap
pen kende ieder iedereen. Een
familienaam was niet nodig,
maar kon naar keuze worden
aangenomen. Met een
aanduiding van de
vadersnaam was
iemand voldoende
bekend als bijv. Albert
Ysbrantsen in de Kerkbuurt. In zulke kleine gemeen
schappen was het vaak gebruikelijk iemand ter onder
scheiding van anderen aan te duiden als 'Jan van Ger-
rit van Klaas'. In de Kerkbuurt vinden we Jan Wil-
lemsz IJve, Jacob Cornelisz Hans, Jacob Adriaansz
Meijnderts, Maarten Adriaensz Haeijcx, in Den Hel
der bijv. Adriaan Jan Hillebrants, Cornelis Dirck Her-
ckes, waarmee we zowel vader als grootvader kennen.
Maar de naam van de grootvader kon als familienaam
gefixeerd blijven. We vinden zulk een overgang bijv.
bij Albert, Jan, Pieter en Sijmon Willemsz IJve, waar
bij de overgang naar de familienaam IJf mogelijk
wordt.
Een aantal namen verwijst naar beroepen als Coman
(koopman), schrijver, cuijper, turfman, lijndraijer,
schotter (schutter van vee), timmerman, schoenmaker,
sloper, cock, gorter, darscher (graandorser) wever,
De familienaam
Scholier verwijst
naar de beman
ning van een
scholschuit.
loods, scholier (scholvisser), kisten
maker, kaagman (kaagschipper),
laeckeman (lakenverkoper). Het is
in dit geval niet duidelijk of bij alle
gevallen de overgang van beroeps
aanduiding naar familienaam heeft
plaatsgevonden. Bij de vermelding
van Jannetje de weefster is zeker
dat zij dit beroep uitoefende. Ook
bij Cornelis Jansz Plugh wordt zijn
beroep van loods vermeld. Maar
bij Heyndrick, Meijndert en Jan
Adriaensen Darscher is reeds dui
delijk dat overgang naar familie
naam plaatsvond.
Het is een bekend gegeven dat lie
den die van elders waren gekomen
- vooral na de decimering door de
pestepidemie waren er nogal wat
immigranten - zich noemden
naar de plaats van herkomst.
We vinden plaatsnamen
als t'Oogh (Toogh Cal-
lantsoog), Baccum,
Twisch (Twisk), Dous-
borgh (Doesburg), Scha-
gpsEK gen, Couwenborgh, Vla
ming, Schot en Vlielander.
Bij Jacob Gerritsz uyt de Zijp is de
recente herkomst duidelijk, maar
bij Hendrick en Jan Joosten Vla-
mingh heeft de overgang naar
familienaam in de tweede genera
tie reeds plaatsgevonden. In 1605
wordt Joost de Vlaming, Joost Joos
ten Vermoten, als immigrant ver
meld; hij had zich als grossier in
sterke dranken op Huisduinen
gevestigd2. Ook Dirck Jansz
Twisch en zijn broer Jan zijn twee-
de- of derde generatie Huisdui-
ners. In 1605 vinden we op Huis
duinen Jan Arendsz Twisch3.
Een aantal Huisduiners dankt hun
naam aan de herberg, waarin zij of
hun voorouders hun beroep uitoe-
16