Kiellegging van Lichtschip 10 op de scheepshelling van de Oude Rijks werf op 21 april 1952, (foto Histo- risch-archief Rijks- we f). den. Voordien voer hij op de koopvaardij en wist hij weinig meer van lichtschepen dan dat ze er altijd lagen. Een vertrouwd baken op zee. Grappenmakers 'Pas toen ik aan boord kwam besefte ik hoe kwetsbaar een lichtschip was. Zo had het een radio baken, dat de scheepvaart gebruikte om haar positie te bepalen. Sche pen kwamen dus altijd doel bewust naar je toe. En dan had je altijd grap penmakers die langs de voor zijde passeer den. Daar waar de ankerketting lag. Dat vonden we niet leuk... Er zijn in het verleden diver se lichtschepen aangevaren. Zoals de num mer 9, de Ter- schellinger- bank.' In zijn boek over Nederlandse lichtschepen beschrijft auteur Wibo Burgers het vooroorlogse leven aan boord als ruw, grauw en eentonig. Nadien verbeter den de leefomstandigheden, al bleven ze primitief. En eentonig. Boon gebruikte zijn tijd vooral om te stude ren. 'Ach, de meesten hadden wel wat te doen. Ze knoopten matten of timmerden en zaagden souve nirs, zoals meeuwen op een meerpaal. Via de marine - waarvan het Loodswezen toen deel uitmaakte - kon den we aan hout komen.' Culinaire hoogstandjes kenden de opvarenden niet. 'We moesten zelf ons brood baklcen. De kok werd daar min of meer op geselecteerd. De allereerste keer was ik aangenomen als kok. Ik kon een ei bakken en koffie zetten, meer niet. Ik nam daarom een kook boek mee. De kapitein kreeg het in de gaten en zei: Ik heb al een goede man in de kombuis, word jij maar jongste matroos.' Boon krijgt een twinkeling in zijn ogen, als hij in zijn geheugen graaft: We hebben eens een kok gehad, die telkens als hij weer aan boord terugkeerde eerst het overgebleven brood overboord gooide. Joh, dat zakte als een baksteen naar bene den! De meeuwen keken er niet eens naar om. Die wisten al hoe laat het was...' Slaande ruzies Het menu was eenzijdig. Je wist elke dag wat je kreeg, telkens vier weken lang. Voor de afwisseling probeerden we nog wel eens met een hengeltje wat te vangen. Of we ruilden met Deense visserlui. Wij vis, zij brood, bier en kaas. 's Och tends aten we vaak pap van melk poeder. De koffie was op rantsoen: twee koppen per dag. Koffiemelk zat in blikjes, maar verzuurde na het openen snel. Je deed dus zoveel mogelijk samen met iemand die net zoveel koffiemelk gebruikte als jij. Dat ging niet altijd goed. Er zijn wel slaande ruzies geweest vanwege een blikje koffie melk. Als mensen een maand dicht 12

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 1998 | | pagina 12