Gezicht op de
haven het Nieu-
wediep ca. 1880,
pentekening.
rant van 14-02-1868 het volgende
bericht:
- Dezer dagen werd bij den boek
handelaar Broekman te Amster
dam in het licht gegeven: 'Aan
schouwelijke Natuurkunde. Platen
voor school en huis, tevens
geschikt tot teekenvoorbeelden,
geteekend door J.C. Leich, onder
leiding van W. Degenhardt.'
Deze platen, - waarop of opzettelijk
te nemen proeven, of verschijnse
len uit het dagelijksch leven, die tot
waarnemingen kunnen dienen,
zijn voorgesteld, en wel in zoodani
ge orde als door den gang van het
onderwijs in de physica aangewe
zen wordt, - bevatten voorts bij
schriften, waaruit blijkt, wat er op
voorgesteld en welke natuurkundi
ge wet in toepassing gebragt is.
Heel bekend geworden zijn de
prachtige kleuretsen die Leich ver
vaardigde bij de opening van de
spoorlijn Alkmaar - Den Helder.
Volgens D. Dekker in zijn boek
'ontwikkelingsgeschiedenis en
beschrijving der gemeente Helder'
(1875) was J.C. Leich (sedert 1863)
ook als tekenleraar verbonden aan
de Industrieschool waar in de win
termaanden avondonderwijs gege
ven werd. Maar financieel gezien
van het allergrootste belang was
zijn benoeming aan het K.I.M. in
1854 (jaarboek Neptunus 1857/1858). Wanneer J.C.
Leich er in 1888 mee ophoudt en een opvolger wordt
gezocht, blijkt uit de advertentie dat de jaarwedde als
plaatselijk tekenmeester 200,00 'en genot van de
schoolgelden' is, het tekenonderwijs aan de Industrie
school 210,00 per jaar oplevert en het Koninklijk
Instituut een jaarlijkse toelage van 700,00 oplevert.
Als Leich 65 jaar is en zijn vrouw inmiddels is overle
den, ziet hij zich wegens 'lichamelijke gebreken'
genoodzaakt eervol ontslag te vragen. Maar dat bete
kende nog niet dat hij een pensioen kreeg. Bij de
marine niet en bij de gemeente ook niet. Aan het
gemeentebestuur schrijft hij dat hij 'nagenoeg geene
inkomsten heeft nadat hij ruim 39 jaren in zijn tegen
woordige betrekking werkzaam is geweest en daarom
gunstige beschikking verzoekt om zijn tegenwoordige
Gezicht op de
haven het Nieuwe-
diep ca. 1880,
litho.
102