'Adellijke' kooikers op Quelderbeek Verhalen uit het buitenveld In het noordelijke gedeelte van het Buitenveld, onge veer op de hoogte van het tegenwoordige gehucht De Kooy, is omstreeks 1700 aan een afwateringsgeul van de daar gelegen kwelder een eendekooi aange legd. De landmeter en kaarttekenaar Dirck Abbestee tekent de kwelder, het zogenaamde Quelderduin (Kwelder duin) nog zonder eendekooi, maar bij het overlijden van Willem Bonifaes Ockers in 1733 kopen de Erven LeMaire voor 5100,een vogelkooi op het Quel derduin... Wanneer de Erven Lemaire ruim een halve eeuw later, op 8 december 1789 hun bezit aldaar voor Schout en Schepenen van Huisduinen aan het Gemeneland transporteren, blijkt dat de kooiker Hendrik van Brederode voor 2o/^6e deel eigenaar is van de eendekooi en hoeve Quelderbeek.1 'jonker' Deze Hendrik van Brederode, op 6 oktober 1720 te Huisduinen gebo ren en aldaar begraven op 19 juli 1797, noemde zich jonker, omdat hij meende af te stammen van de Brederode's, de heren van Callants- oog. Hij was gerechtigd verklaard tot de jacht in de houtvesterij van Holland en West-Friesland, maar of dat 'uit hoofde van adel' was, is natuurllijk een andere zaak. Hend rik zelf heeft hierover, in tegenstel ling tot zijn zoon Pieter, geen pro bleem gemaakt. Naar het schijnt was Hendrik een bijzondere man. Belonje vermeldt dat hij toen hij 'al vrij verre in man nelijke jaren'gevorderd was, leerde lezen, schrijven en cijferen. Op zich is dat nog niet zo bijzonder, maar het aangeleerde bracht hem tot bijbelstudie, in het bijzonder van de lectuur der profeten en dit nu bracht hem, onder leiding van de 'tijdrekenaar' Grebber, een schoolmeester uit Oudesluis (Zijpe), tot het doen van politieke voorspellingen 'waaraan zijn tijdge noten waarde hechtten'. Zo zou hij, volgens Belonje, de patriottische woelingen en ook de Napoleontische oorlogen lang voor dien hebben aangekondigd. Helaas vermeldt deze doorgaans goed gedocumenteerde en betrouwbare auteur zijn bron niet, althans ik heb deze opmerkingen in de door hem genoemde literatuur niet teruggevonden.2 Mr. R. Paludanus 'Het is zeker', aldus Belonje 'dat jr. Hendrik in zijn tijd de belangstel ling had van veel tijdgenoten van naam'. Of het er inderdaad veel geweest zijn is me niet duidelijk geworden, maar wél dat hij wordt genoemd in de correspondentie van Mr. Rudgerus Paludanus (1736 -1788), raad en thesaurier der stad Alkmaar en Secretaris van de Zijpe en een in zijn tijd befaamd weten schapper. Zo komt Hendrik van Brederode onder meer ter sprake in een op 'Werk en Rust', het bui tenverblijf van Paludanus in de Zijpe, geschreven brief aan Mr. W. Nottenius, boekhouder der Oostin- dische Compagnie op de Heere gracht te Amsterdam, gedateerd 25 mei 1775. Hij schrijft daarin onder meer: ...'mij wort gezecht dat Hendrik van Brederode aan Ued. zoude gegeven hebben een der grootste beenderen, gevonden op zeeker kerkhov bij de Wieringerwaart'.3 Uit Paludanus in 1776 te Leiden verschenen 'Oudheid en Natuur kundige Verhandelingen, meestal betrekkelijk tot West-Friesland of het Noorderkwartier' blijkt dat hij inderdaad grote belangstelling had voor archeologische vondsten in het verdronken land in de Kop van Noord-Holland.4 Jonker Pieter Na het overlijden op 21 januari 1748 van zijn eerste vrouw Ariaan- tje Ijsbrans, met wie Hendrik op 9 april 1744 getrouwd was, hertrouw de hij te Huisduinen op 9 april 1756 met Elisabeth Pieters Zee man. Met zijn tweede vrouw pas seerde Hendrik voor de Helderse notaris Pieter de Leeuw op 4 febru ari 1775 een testament 'op het Kooijhuis gelegen op de Quelder'. Hij verklaarde zich op dat ogenblik beneden de 4000,gegoed. Uit dit testament blijkt dat zoon Pieter, geboren op 30 augustus 1766 zou erven 'de vijf negende off twintig ses en dertigste portie in de Kooij met zijn vogels, metten ap- en dependentiën van dien met alles wat erbij komt), mitsgaders dito partiën in 127

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 1998 | | pagina 31