Het evangelisatiegebouw in de Palmstraat
De kerk in de Palmstraat was de kerk van mijn groot
vader. Toch heb ik hem nooit in de kerkbanken van
het gebouw Palmstraat no.7 zien zitten, want toen
wij er de diensten bezochten was hij op last van de
Duitse bezetter geëvacueerd. Geëvacueerd was een
mooi woord voor verdreven: ieder die geen werk
meer in Den Helder had, diende er te verdwijnen. Hij
is in den
vreemde
gestorven. In
den vreemde
ja, want voor
een geboren
en getogen
Nieuwedieper
uit die tijd was
Glanerbrug
dichtbij de
Duitse grens
'den vreemde'.
Maar ome
Kees, de broer
van mijn groot
vader, was wel
teruggekomen
en had zijn
plaatsje in de
vertrouwde
kerkbanken op
de rechter
gaanderij weer
ingenomen.
Vanaf dat plekje kon hij vooral als hij een beetje vooro
ver boog de dominee goed zien en goed horen, want
hij bevond zich ongeveer op gelijke hoogte als de man
op de preekstoel.. Alleen met de kerstdagen zag hij
geen bliksem, want dan stond die metershoge kerst
boom van de zondagsschool voor zijn neus. Hij had 't,
evenals mijn grootvader, tóch al niet op kerstbomen
begrepen, want dat was allemaal heidens gedoe. En
daar had hij, dat kan niemand ontkennen, eigenlijk
groot gelijk in.
Er was overigens nóg een probleem voor ome Kees.
Op de een of andere manier werd het in die naoorlog
se jaren steeds meer de gewoonte, dat de opgeschoten
jeugd in de achterbanken op de
rechtergalerij ging zitten. Nee, niet
op de linker, ze waren wel wijzer,
want daar bevond zich een deur
achter je, waardoor koster Stom,
woonachtig op Palmstraat no.5,
binnendoor komend plotseling
achter je kon staan en je met zijn De Palmstraatkerk
reusachtige knuisten onverwachts
gevoelig in je nek kon grijpen.
Op de middengaanderij, onder het
orgel en boven het entreeportaal
beneden kon je hetzelfde overko
men, maar op de rechtergaanderij
zat je, althans aan het einde, in
zoverre veilig dat je de ordebewaar
der tijdig kon zien aankomen.
Als het gesjor om verboden lectuur
en het daarmee gepaard gaande
geduw en gegniffel al te bar werd,
86