Joannes Stephanus van Buchem hij beheert al deze dorskasten. Piet Verver woont op 52, hij werkt bij de dorsvereniging. De dorsmachi nes worden in de wintermaanden schoongemaakt en voorzien van een kwastje verf zodat 's zomers alles weer als nieuw is. Op nr. 54 renteniert W. Hoorns man. Perceel 56 is eigendom van Meijert Minnes. Het tuinbedrijf van Bram Zijderveld ligt aan de percelem 58, 60 en 60a, hij is voor zichzelf begonnen. Arie Hoorns man woont in het boerderijtje op nummer 52, hij brengt zelf de melk rond. Als we de Schoolweg volgen komen we aan de zuidzijde bij de boerderij van Klaas Hoornsman, aan de andere kant ligt de boerderij van Ari Grin. Dan, aan het eind van de hoek Schoolweg - Rijksweg, staat aan de zuidzijde een arbeiderswoning, het hoort bij de boerderij die een hon derd meter verder staat. Op de andere hoek staat een smederij met een grote schuur waarvan de ingang aan de Rijksweg ligt, ook wel de Blauwe Keet genoemd. De plek waar we onze wandeling door het landelijke Julianadorp van de jaren dertig beëindigen. Deze gegevens zijn verzameld door de heer G. Kuit, wonende te Den Helder, november 1981 en vervol gens door C. Paarlberg in deze vorm samengesteld. G. Kuit C. Paarlberg Illustraties uit: Julianadorp het hart van het Koegras, door mevr. E. de Graaf-Hoornsman. Hij was de derde pastoor van de Petrus en Pauluskerk, in Amsterdam geboren en gedoopt in de kerk Het Boompje op 14 mei 1806. Zijn vader was met de naam Stephanus von Buchem op 2 januari 1769 gedoopt in de St. Maria in Lyskirchen te Keulen als zoon van Hermannus von Buchem en Maria Catharine Rubens. Hij verhuisde naar Nederland en wel naar Amsterdam, waar hij op 3 mei 1803 op 34- jarige leeftijd trouwde met Johanna Frederika Braamberg, geboren te Amsterdam. Dit echtpaar - beide in 1841 overleden - stichtte de Nederlandse tak van de Van Buchems. In 1804 werd de oudste zoon, Hermannus Josephus, geboren en twee jaar later onze pastoor Johannes Stephanus. Toen hij priester wilde worden, deden er zich moei lijkheden voor. Juist in die tijd immers, in 1825, ging koning Willem I zich in zijn koninkrijk dat ook het tegenwoordige België omvatte, met de opleiding van de geestelijkheid bemoeien; hij hoopte door van staats wege daarvoor te gaan zorgen, de toekomstige clergé aan zijn zijde te krijgen. De koning richtte te Leuven het 'Collegium philosophicum' op voor het voorberei dend onderwijs ten behoeve van jongelui die voor de geestelijke stand bestemd waren. Het was een oplei dingsinstituut tussen klein- en grootseminarie in. Jan van Buchem kwam op dit Leuvense instituut terecht waar hij twee jaar (1825-1827) studeerde. De noord Nederlandse geestelijke overheid, zich tegen het koninklijk ingrijpen verzettend, verklaarde echter, dat zij de studenten die het 'collegium philosophicum' te Leuven bezocht hadden, niet voor verdere studie op haar groot-seminarie zou toelaten en nimmer tot de geestelijke stand zou wijden. Voor Jan van Buchem zat er in 1827 dus niets anders op dan elders zijn heil te zoeken. Hij studeerde van 1827 tot 1830 aan het grootseminarie te Trier in Duitsland, waar de geest van het onderwijs nogal staatsgezind en in de ogen van de Hollandse geestelijkheid ook te wereldsgezind was. Door de schikkelijke houding van het hoofd van de Hollandse Zending, de aartspriester Van Banning, die toen de leiding had over de Hollandse geestelijk- 47

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 1997 | | pagina 15