114
reumatiek kregen. Een reuma die met geen
liters pijlrog-olie te verhelpen was.
Als de vletten vol zaten met haring werd het
sprietzeiltje gehesen en zeilde men naar de
haven. M.J. Brusse beschrijft de thuiskomst als
volgt: "Er staat een flinke bries en de golven
in het Marsdiep gaan tamelijk hoog. Het schijnt
soms of het vletje, dat maar nauwelijks met het
boord boven water uitsteekt soms door een golf
zal worden volgeslagen. Geen nood echter. Ze
zijn zo handig in het manoeuvreren met hun
scheepjes, dat men er nooit van hoort dan één
hunner "malheur" krijgt. De schipper is de man,
die waakt over allen. Van zijn beleid hangt het
welzijn der anderen, die onder het zeilen zich
gemakkelijk maken, of soms wel slapen, af. Ze
zijn zo zelfbewust in hun zeemanschap, dat het
besturen van en manoeuvreren met hun vaar
tuigjes hun kinderwerk schijnt. De vletten krui
pen bij elke golf op en plonzen daar overheen
en verdwijnen, op een gedeelte van de mast
na, in de holte tussen de golven; dan rijzen ze
weer, dan dalen ze. Ze komen nader. Duidelijker
ziet men de mensen in de vlet, lui uitgestrekt op
de doften, hangende tegen het boord.
De eerste vlet doet zijn laatste "gang" naar de
haven. Al spoedig is zij binnen. Het zeiltje
wordt uitgehaald en om de mast gewikkeld, de
fok wordt neergelaten en de mast uit de doft
gelicht en neergelegd. De meeste mannen sprin
gen dadelijk uit de vlet. Zij hebben de lange
hozen nog aan en bewegen zich zeer moeilijk
in die Goliaths laarzen. Anderen hebben die
uitgetrokken en lopen op klompen, met grote
slobkousen over de broek. Een gedeukte hoed
is schier van allen het hoofddeksel, dat zij in
vreemdsoortige vormen dragen. Een halsdoek
is mede van allen een kledingstuk..."
De verdiensten liepen sterk uiteen. Als er veel
gevangen werd en er onnoemlijk zwaar werk
was verricht, waren de verdiensten vaak gering,
juist ómdat er zoveel gevangen was. Toch
waren teelten van een paar duizend gulden geen
zeldzaamheid. Ook al moest men de opbrengst
met acht man delen - schipper, reepschieter en
zes roeiers - en kreeg de eigenaar van vlet,
vistuig en hozen eveneens z'n deel, een totaal
aan inkomsten uit de haringteelt van zo'n dui
zend gulden in twee maanden tijds, was geen
zeldzaamheid. En voor zo'n bedrag moest een
werviaan een jaar lang werken.
Na de afsluiting van de Zuiderzee was het met
het haringtrekken snel gedaan. Ons resten
slechts wat foto's en sterke verhalen...
J.T. BREM ER
Helderse haringtrekkers