HARINGTREKKEN 113 Langs de oevers van het Marsdiep is eeuwen lang ieder voorjaar weer op haring gevist die op weg was om in de Zuiderzee kuit te schie ten. Eeuwenlang, want op oude 16e eeuwse kaarten zoals die van de befaamde kanunnik Jan van Scorel, de eerste bedijker van de Zijpe (1551) zie je ze al afgebeeld. Visserlui die hun reusachtige netten vanaf het strand per vlet zee waarts roeiden, een halve cirkel beschreven en vervolgens weer op het strand terugkeerden, om gezamenlijk, soms twintig man sterk de netten weer op het strand trokken. Voorjaar klinkt zacht en lenteachtig, maar de haringtrek begon meestal al omstreeks Sint Pieter (21 februari) en soms nog een week eer der met Sint Valentijn. En dan waait het vaak hard en regent of hagelt het zelfs. Op het Huisduiner strand kon je dan nog af en toe een oppertje opzoeken, maar op "Onrust", de reus achtige zandplaat voor de ingang van het zee gat liepen de mannen tussen de trekken door urenlang in hun tot de oksels reikende hozen (broeklaarzen) te stampvoeten om warm te blij ven, want getrokken kon er alleen worden als de vloed of de eb liep. Daartussendoor was het wachten. En dan was er niets dan alleen die ene reddingkaag, een schuilplaats voor schipbreu kelingen, op die reusachtige kale zandvlakte van "Onrust", waar ze schuilen konden. Alleen als de vletten nog leeg waren konden ze in de boten bivakkeren en proberen onder een oliejas of een zeiltje tussen de doften een dutje doen. Er doen romantisch aandoende verhalen de ronde maar het was beulenwerk, koud en nat en zout. Koud waren vooral de benen, omdat men soms uren lang met lieslaarzen aan in het koude zeewater stond. Zout vrat vooral aan je handen. Ieder klein wondje deed smerig pijn en kon lelijk ont steken. Het was dan ook niet verbazingwekkend dat veel vletterlui op iets latere leeftijd last van Het etland HuiscUurum Fragrrveni van ccn kaarl van "jan van 5corel 1553 Visserlui trekken hun netten het strand op.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 1997 | | pagina 5