"omdat het de voorzienigheid niet behaagd heeft
daartoe den noodigen wind en andere gunstige
gelegenheid te verleenen". (Haagsche Courant,
15 augustus 1781).
Naar Texel
Ruim een maand later na het uitzeilen met
zijn eskader ten einde het V.O.C. schip
"Schoonderloo" en enige koopvaarders van
Goeree naar de rede van Texel te begeleiden,
zag De Bruijn zich wederom al na enkele uren
genoodzaakt om voor anker te gaan. Pas twee
dagen later, op 12 september, ging men opnieuw
onder zeil en weer twee dagen later, op 14 sep
tember 's morgens om negen uur bereikte men
de rede van Texel. Daar lagen de andere sche
pen van 's Lands vloot onder bevel van schout
bij-nacht Van Braam, alsmede een aantal te con-
vooieren koopvaarders, in 's Lands Diep nabij
de derde ton ten anker. 1)
Gunstig weer
De weersomstandigheden waren gunstig, het
zicht was goed en nadat het sein van verken
ning gegeven was, hetgeen vanaf de vloot beant
woord werd, gaf De Bruijn de loods opdracht
zijn linieschip, bemand met 550 koppen, naar
de vloot te brengen.
De loods koerste noordwaarts tot voorbij de ten
anker liggende schepen, daarna liet hij wenden
en een zuidwestlijke koers volgen. Op dat
moment zag men op de "Prins Willem" op grote
afstand twee schepen aankomen, waarvan de
loods (naar later bleek terecht) dacht dat het
Engelsen waren. De Bruijn echter veronder
stelde dat het Hollandse kruisers waren en gaf
het sein van verkenning af. Bijna direct daarna
hees het V.O.C.-schip Schoonderloo in zijn kon
vooi een Engelse vlag met een Zweedse geus
erboven. De Bruijn dacht dat het een onderling
sein was tussen het V.O.C.-schip in zijn kon
vooi en de al op de rede voor anker liggende
overige V.O.C.-schepen. Op de ten anker lig
gende vloot werden inmiddels de seinvlaggen
weer binnengehaald. Intussen had de loods zijn
koers verlegd naar het zuidoosten, daarmee op
de ten anker liggende schepen aankoersende.
Het was inmiddels één uur geworden.
Zeven vadem
De tweede stuurman, die met het loden belast
was, mat nog maar zeven vadem, hetgeen De
Bruijn aan de loods deed vragen: "Loots, daar
is 7 vaam, waar wilt gij heen?". Deze ant
woordde echter: "Het is goed, maar men moet
zoo wat heen houden". Korte tijd later ging het
schip echter stoten waarop De Bruijn uitriep:
"Kaerel, mijn schip stoot, gij verzeyld mijn
schip, wat wilt gij doen? Zeg mij waar ik ben?
Wat doet gij?".
De loods antwoordde: "Het zijn bolletjes, het
moet eroverheen daar is dieper water, men moet
in dieper water ankeren." De Bruijn reageerde
met: "Brengd mij daar maar of het schip is
weg". De loods gaf vervolgens opdracht de
voorzeilen bij te zetten met het gevolg dat het
schip zich stotend voortbewoog tot het tenslot
te vastzat.
Verzeild op de Zuiderhaaks
De Bruijn liet twee sloepen uitzetten om een
werpanker uit te brengen en waarschuwde de
anderen door het sein van ongemak te geven
en noodschoten af te vuren. Luitenant van
Overvelt werd naar de schout-bij-nacht gestuurd
om hulp te gaan vragen. Een poging van het
schip "De Kemphaan" om een zwaar anker van
het linieschip uit te brengen, mislukte echter,
omdat ook dit schip begon te stoten en ijlings
dieper water opzocht. De loods werd in de boei
en geslagen en pas tegen de avond kreeg De
Bruijn met veel moeite van een passerende
loodsboot een andere loods. Deze loods Simon
Harder, zei dat het schip tegen de Zuiderhaaks
zat en dat de achterzeilen in plaats van de voor
zeilen hadden moeten worden bijgezet toen het
schip stootte. Men ontdeed zich van het drink
water en zware voorwerpen, terwijl de
"Kemphaan" samen met de loodsboot een her
nieuwde poging deed een zwaar anker uit te
138