129
Maar er kwamen ook onverwachte giften, zoals
een bedrag van 500,— terwijl de kosten voor
aankoop terrein en het ijzeren hek geschonken
werd door iemand "die de Helderse Katholieken
had leeren hoogachten". Het kerkhof kruispad
werd belegd met 7700 tegels voor een som van
1.250,— terwijl aannemer Van Os "zijn direc
tie gebouwtje gratis in bruikleen gaf om te die
nen als voorlopig kapel", hij vervaardigde ook
het houten kerkhofkruis wat een plaats kreeg
op de begraafplaats.
DE INWIJDING
"Den 31 augustus 1922 op den verjaardag van
H.M. Koningin Wilhelmina werd te 10 uur des
morgens het kerkhof onder zeer veel belang
stelling van katholieken en niet katholieken
door de hoog eerwaarde deken van Schagen
J.W. van Heeswijk, geassisteerd door den grij
zen pastoor W. Huijg en zijn jongere mede pas
toor P.J. van Beuzekom alsmede door de beide
kapelaans der Petrus en Pauluskerk H. Hemsing
en J. Middelburg en de kapelaan der OLV.
parochie S. Duijn plechtig ingewijd".
Verschillende plaatselijke organisaties waren
officieel vertegenwoordigd en het koor zong
liturgische gezangen, de gelovigen konden de
gebeden volgen omdat deze ook uitgereikt wer
den. De deken hield tussen de plechtigheden in
zijn preek, en na de wijding had onmiddellijk
de liturgische begrafenis plaats van J.F. Ekkers,
koorlid van de OLVO kerk die op 29 augustus
1922 voorlopig was bijgezet op de Algemene
Begraafplaats en op de 31e definitief begraven
werd. "Een goed verslag der gebeurtenis werd
gegeven zoowel in de katholieke nieuwe
Heldersche courant, als in de neutrale
Helderschen courant. Het kerkhof draagt de
naam van St. Joseph. Immers St. Joseph, die
het geluk heeft gehad te sterven in de armen
van Christus zijn Moeder, is ongetwijfeld door
Christus zeiven grafwaarts gebracht en Hij
moge over zijn voorbede verkrijgen, dat allen
die hier begraven worden eenmaal met Hem
glorievol uit het graf opstaan". Zij, van wie de
gestorven familieleden op de Algemene
Begraafplaats begraven lagen, konden zich bij
de pastorie aanmelden voor een herbegrafenis
op het St. Joseph. Tot 10 september 1922 was
daar gelegenheid voor. Na inventarisatie vroeg
het kerkbestuur door middel van een geza
menlijke aanvraag hiervoor toestemming aan
het gemeentebestuur. Het bleek dat alleen de
nabestaanden van voornamelijk recent begra-
venen hier gebruik van maakten, zoals onder
andere: de al eerder genoemde Jacobus
Franciscus Ekkers, en Willem Frederik
Ligteringen. Zij liggen allen herbegraven aan
de zuidkant van de kapel. Het eerste jaar meld
de het ontvangst- en uitgavenregister aan onder
houd en stormschade een bedrag van 185,63
"het grootste bedrag kwam omdat het gansche
voorlopige kapelletje uit elkaar werd gerukt,
gedeelten van het houten dak waren over het
hek heen het duinland ingewaaid, een en ander
bracht een rekening van den timmerman a
138,46 en van de schilder a 20,85". De dood
graver verdiende het eerste jaar 115,75 en aan
polderlasten droeg het bestuur 7,29 af. Een
nadelig saldo werd in de jaren die daarop volg
den al snel weggewerkt. De gemeente schonk
de aanplant, afkomstig van de Polderweg en
door verbreding van de rijweg overbodig
geworden. Helaas maakte een maand na de aan
plant een (duinzand)storm een einde aan de
struiken.
Door de verwachting dat het terrein spoedig te
klein zou zijn richtte op 1 augustus 1924 het
OLVO kerkbestuur zich met een verzoek
tot de minister van oorlog. Het request
hield een uitbreiding in aan de zuidzijde, een
strook van 25 meter breed over de volle leng
te van de RK-begraafplaats tot aan de Jan
Verfailleweg. Alles in rechte lijn, in het ver
lengde van de Algemene Begraafplaats. De ont
vangst bij het Departement van Oorlog was
gunstig en werd voor behandeling doorgezon
den. Op 28 november 1925 werd het terrein
van 25 x 100 meter voor 100,— gekocht. In
1940 zou dit perceel door de Duitsers gevor
derd worden voor het begraven van militaire
oorlogsslachtoffers.