128
koop van de grond zou mislukken. Vervolgens
bracht pastoor Van Beuzekom met de heren
Van Os en C. van der Bilt, kerkmeester (en lid
van de Tweede Kamer), een bezoek aan de bur
gemeester om hem op de hoogte te brengen.
Die was echter van mening dat defensie nooit
zou verkopen omdat de grond voor defensie
doeleinden bestemd was. Want ook van de zijde
van B en W was daartoe al eens een poging
gedaan. Zo deelde hij ook nog mee dat juist in
die dagen de gemeente een verzoek had gedaan
om zand van het beoogde terrein af te halen
voor ophoging van de Algemene Begraafplaats.
Waarop pastoor van Beuzekom antwoorde
"Burgemeester doe dat niet, anders moeten wij
het er later weer doen opbrengen". Helaas zou
hij daarin gelijk krijgen. Desondanks besloot
de pastoor, aan het einde van het jaar 1917,
toch een request (verzoek) op te maken. Op 24
mei 1918 kwam het lang verwachte antwoord.
Toen werd echter duidelijk dat defensie in Den
Helder bezwaar maakte, de aanvraag was zelfs
nog niet naar Den Haag verzonden. Direct ging
de pastoor naar het bureau van de stelling
commandant waar hem al gauw duidelijk werd
dat niet het gehele terrein voor defensie doel
einden nodig was! Pastoor van Beuzekom ver
zocht dan ook met klem om het verzoek als
nog naar Den Haag door te sturen. Niet veel
wijzer geworden vertrok hij weer. Intussen had
de pastoor door drukke werkzaamheden van
onder andere het bouwen van een pastorie in
de Jan in 't Veltstraat in de jaren 1918-1919
de gedachte aan een begraafplaats opzij gezet.
Pas in juni van het jaar 1920 zou hij zich weer
richten tot onder andere de (oud) minister van
oorlog, G.A.A. Alting von Geusau. De pastoor
vroeg aan hem, als katholiek en als oud inwo
ner van Den Helder om bemiddeling om het
terrein te kopen. Eindelijk, en wel op 5 augus
tus 1920 gloorde er weer hoop voor de
Roomkatholieke parochianen in Den Helder.
Na een gesprek tussen Alting von Geusau en
de inspecteur der genie in Den Helder bleek
dat een verzoek tot aankoop van het terrein nu
wel kans van slagen zou hebben. Alting von
Geusau zou zelfs het request bij zijn opvolger
ondersteunen. Op 13 augustus 1920 werd het
verzoek verzonden waarin nu alleen nog maar
gunstige adviezen stonden, geschreven door de
Helderse defensie. Het antwoord uit Den Haag
was positief, "door den majoor eerst aanwe-
zend ingenieur Deutz" werd aan het departe
ment van financien opdracht gegeven het ter
rein te schatten en verkopen.
Dit gebeurde door J.Verkerk de "ontvanger der
registratie en domeinen" met de heren Luijckx
en Van Os. Het gevolg was dat 17 februari 1921
de overdracht plaatsvond van een terrein groot
1,21 hectare, kadaster sectie C no. 7504, voor
de som van tweehonderd gulden. Niet lang
daarna gaven B en W toestemming om op het
terrein een begraafplaats aan te leggen.
DE EERSTE WERKZAAMHEDEN
Na de officiële goedkeuring door de vicaris
generaal (plaatsvervanger van de bisschop) in
Haarlem werd op 18 maart 1921 de overdracht
Koninklijk goedgekeurd. De grondaankoop
werd gratis geregistreerd, de eerste werkzaam
heden konden eindelijk beginnen. Het terrein
moest eerst opgehoogd worden, het lag al van
oudsher lager dan de Algemene Begraafplaats,
daarbij kwam ook nog dat de gemeente,
ondanks de waarschuwing van pastoor Van
Beuzekom, zand afgegraven had voor de
gemeentelijke begraafplaats. Dit ophogen zou
de katholieken nu 4.540,— kosten. Maar de
aanleg kostte de katholieke kerk toch al veel
geld, meer dan zij in kas hadden. Het gevolg
was dat er geleend moest worden. Grote bedra
gen van onder andere het RK-armbestuur van
Wieringen en een landbouwer van Wieringen;
geld wat door de verkoop van graven weer in
de kas terug moest vloeien.
R K KERKBESTUUR
Varocltie O. L. Vrouw Onbevl. Ontvangen, Oen Helder
Briefhoofd uit 1957 van de voormalige kerk
aan de Jan in 't Veltstraat.
bron: kerkarchief OLVOO en Petrus en
Pauluskerk