124
Waarschijnlijk zong men a capella want eerst in
1813 is er sprake van een orgel. Er is 63 gul
den en 10 stuivers besteed. Waarschijnlijk heeft
pastoor Stentrop voor dit bedrag een orgel kun
nen overnemen, doch er kwam nog wel een
praatje bij. Op 7 augustus 1814 werd er 7,00
betaald aan de orgelmaker. Later nog eens
7,14 "voor 't gaas voor 't orgel" en "Voor de
orgelist en verdere benodigdheden van 't werk
volk 3,50". Vanaf 20 november 1814 is de
uitgaaf "aan den orgeltrapper 2,—" een kwar-
taalsgewijs terugkerende post in het kasboek.
We mogen dus aannemen dat sindsdien een
gemengd koor met orgel de kerkelijke vierin
gen opluisterde.
Tijdens het pastoraat van Joannes Delmotte
werd Andreas Sariemijn in 1820 tot organist
benoemd en later tot dirigent van het koor. Er
werd zowel Gregoriaans als meerstemmig
gezongen. De in 1805 te Amsterdam geboren
Sariemijn was nog zeer jong maar wist het koor
goed te leiden. Maar naar gelang zijn werk
zaamheden bij de Kon. Marine toenamen en hij
in rang werd bevorderd, kwam zijn taak als
dirigent en organist in de verdrukking. Hij ver
zuimde repetities en kerkelijke diensten en ver
gat soms in overleg met de pastoor het pro
gramma van uit te voeren gezangen tijdens
hoogmis of vespers te regelen. Hij betaalde ook
geen contributie of boete meer terwijl hij het
Reglement voor het koor zelf had mede onder
tekend. Langzamerhand distantieerde hij zich
meer van de zangers.
Een Westfries gezegde luidt "Als de duvel in
de kerk komt, komt hij eerst op het koor". Zo
ook hier! Bij samenkomsten van de koorzan
gers werd de dirigent langzamerhand uitgeslo
ten. De bom ontplofte op 21 november 1850.
Op een waarschijnlijk ter gelegenheid van het
St. Ceciliafeest georganiseerd gezellig avondje
in "Tivoli" werd de dirigent op het laatste
moment uitgenodigd doch min of meer bele
digd gaf Sariemijn te kennen reeds bezet te zijn.
Hij besloot zijn functie per 1 januari 1851 neer
te leggen.
PRIESTER-CANTATE.
Toch bleven er zich ook later moeilijkheden voor
doen. Een neerslag hiervan vinden we in de
Heldersche en Nieuwedieper Courant van 19
september 1861. De directie van het koor
reageert hierin op een anoniem schrijven "aan
den laffen ellendeling die zijn naam niet heeft
durven plaatsen onder de honende uitdrukkin
gen waarmede eene aan ons gerigte brief over
leden is, dezelve niet eens aan den briefpost
durfde toevertrouwen maar door insluiping
(even als een dief) op ons zangkoor, dezelve
onder het deksel van het klavier des orgels
nederlegde".
Inmiddels was Sariemijn als organist opgevolgd
door Tjalling Leewens die, zoals pastoor Van
Buchem het uitdrukte, "alle dagen, wanneer het
nodig is, zich aanbied om zijn tijd en affaire
met toestemming zijns vaders op te offeren om
de H. Godsdienst luister bij te zetten door het
spelen".
Zijn aanstelling tot organist lag dus wel in de
lijn der verwachting. Met deze benoeming werd
een tijdperk ingeluid van meer dan een eeuw
waarin een Leewens de muziek leidde of bege
leidde binnen de muren van dit kerkgebouw. Als
organist genoot Tjalling Leewens in 1887 een
jaarsalaris van 175,00.
Zeer waarschijnlijk werd Sariemijn als dirigent
opgevolgd door Johannes Egbers, een musicus
die ook het "Helders Mannenkoor" en de neu
trale zangvereniging "Cecilia" onder zijn leiding
had. We herkennen hem op een van het zang
koor genomen foto in de tuin van de pastorie,
zittend temidden van de zangers. De notulen
vermelden noch zijn aanstelling, noch zijn ont
slag.
Woorden van Pastoor Weever z.g. Muziek van A. J. Leewens
Voor 4-st. mannenkoor, kwartet, bariton- en tenor-solo, te zingen
door het Zangkoor „ST. CAECIL1A1'. bij gelegenheid van de
Eerste H. Mis van de Eerw. Paters J. en N. Lengers M. S. F.
in de Parochiekerk van de H. H. Petrus en Paulus te
Den Helder op Zondag 3 Augustus 1941.