schoolopziener, doch nooit als burgemeester. Toen Willem in 1827 op Texel kwam was Mr. Gijsbert Coenraad Willem Reinbach (grootva der van Simon Reinbach) burgemeester en heeft deze functie tot zijn dood in 1839 bekleed. Dit blijkt ook herhaaldelijk uit het protocol van Willem. Wij kennen burgemeester Reinbach te goed uit allerlei nagelaten geschriften dat hij nooit moordpartijen op drenkelingen zou heb ben geduld. En wanneer nu Willem op Texel als burgemeester-rechter van Koning Willem I de taak had gekregen om de ruige bewoners uit te roeien die zich met deze praktijken zou den bezig houden, dan kan men enige aante keningen van Ds. H. tegenhouden waarin hij zegt dat Willem over de tong ging i.v.m. de vele strandingen, waarbij hij zich als notaris en opperstrandvonder "op onoirbare wijze" ver rijkt zou hebben. Hij zou er ook niet tegen op gezien hebben om kapiteins dronken te voe ren" om hen tot het tekenen van onvoordelige bergingscontracten te bewegen". Na de dood van Reinbach in 1839 was Texel 15 maanden zonder burgemeester en men zou verwachten dat Willem toen zijn kans schoon zag. Hij ambieerde het ambt echter helemaal niet, wat dan zou hij een zijner andere func ties hebben moeten opgeven. Wel kon hij als secretaris een belangrijke rol spelen en de vier liefhebbers die hem niet lagen van zich afhou den, zodat uiteindelijk op zijn "bijzondere aan beveling" een outsider in de vorm van Pieter Keyser Szn. werd benoemd. Het ging allemaal goed in het begin, maar toen begon Keyser te laten voelen dat hij nummer één was. Hij wordt afgeschilderd als een uitermate zuinig man, die het bestond zijn eigen salaris en dat van de raadsleden te verminderen. Ook Willem met een verlaging van 300,00 per jaar. Hij was razend en trad af als secretaris. Men mag wel veronderstellen dat het opzet van Keyser is geweest omdat hij Willem wilde wegwerken. Wat schreef deze er zelf over? Hij kon niet ver dragen "dat vijf nietswaardige domkoppen, die ternauwernood hun naam konden schrijven... de brutaliteit zover hadden doorgevoerd dat zij een gestudeerd man, een rechtsgeleerde, een man in ontwikkeling en beschaving ver boven hen verheven zijn congé hadden gegeven". Tot nieuwe secretaris was benoemd "een zeer jong mensch, tegen wie hij toch alreeds zeer ver bitterd was en die hem in zijn notariële prak tijk benadeelde". Willem heeft het Keyser inge peperd op een vrij onfatsoenlijke wijze. Ds. H. noteerde in 1845 dat een totale breuk ontstond toen Willem "een en andermaal het deurtje van de kerkbank (had) dichtgeslagen terwijl de oude heer burgemeester er nog in was". Wij willen nu kleinzoon Edward weer eens aan het woord laten waar hij beschrijft welke indruk Willem van het eiland had gekregen bij zijn vestiging: "Hij begon met eens naar een huis om te zien. Het was een kaal en dor oord waar hij kwam, totaal verstoken van bomen en van welk soort plantengroei ook; het was alsof hij naar Syberië verbannen was." De Gemeenteraad en de bewo ners maakten bezwaar om geld in de aanplant van bomen te steken. "Heel goed", had de bur gemeester-rechter gezegd, "dan doe ik het zelf; en in dat jaar plantte hij honderd bomen, de eerste die ooit op het eiland waren gezien." Van jaar tot jaar ging de burgemeester-rechter onverstoord hiermede voort en "toen op een dag de boomen hoog genoeg waren gegroeid om over de zee uit te kijken, kwamen, uitge put voortdrijvend, de eerste vogels aan land en bleven in hun schaduwrijke schuilplaats", dit ging zo maar voort en men kwam van heinde en verre naar 't "Eierland" toe "om er het bewonderenswaardige schouwspel te zien, niet van duizenden, maar van honderdduizenden vogeleieren" (de schrijfwijze 't "Eierland" wekt de indruk alsof men geheel Texel zo noemde i.p.v. alléén het noordelijkste gedeelte). Ook een tweetal nachtegalen kwam er paren en al spoedig was er zo'n grote kolonie van die vogels, dat men wijd en zijd van "Het nachte galen-eiland" ging spreken. Intussen ging Willem maar door met planten; zijn vrouw had gezegd: "Terwijl jij je bomen laat groeien, zal ik onze kinderen laten groeien". Er kwam een tijd dat het groen gebladerte van de bomen, heesters en planten "de ouderwetsche smalle landwegen in malsche schaduwen dompelde en

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 1997 | | pagina 37