79
en 2657 schapen, alsmede kaas. Van de in totaal
770 ton kaas ging ook een deel naar Italië,
Portugal, Java en elders. Bijna 166 ton boter
had grotendeels Engeland als bestemming.
SCHEEPVAART
De Koopvaarderssluis werd weer door zeer
vele zee- en binnenschepen gepasseerd, even
als de hulpsluis in het Nieuwe Werk. Maar die
laatste sluis kreeg uitsluitend binnenschepen te
verwerken (6058), "waarvan 47 met buskruid".
Op het Noordhollands kanaal waren veertien
stoomslepers actief, die met elkaar 493 zee
schepen naar het Nieuwediep en 819 naar de
zijde van Amsterdam trokken. De twee Hel-
derse scheepswerven deden ook dit jaar weer
uitsluitend reparatie werk.
MEDISCHE POLITIE
Pokkenepidemie. In juni 1870 werden de eer
ste twee gevallen gemeld, maar gelukkig her
stelden deze mensen. Tot in de laatste dagen
van januari 1871 kwamen er geen meldingen.
Maar dan... Toen moest een soldaat, "die sedert
een paar dagen uit 's-Gravenhage met verlof
was teruggekeerd, met varioloïdes in de infir
merie opgenomen worden. Weldra werden
meer gevallen waargenomen, zoowel in de
gemeente zelve ontstaan, als van buiten door
schepen ingebragt". Voor zover bekend zijn 119
mensen aangetast, waarvan alleen al 27 in april;
dat was de piek. "In December was de epide
mie zeer afgenomen. De pokkensterfte in deze
gemeente heeft 26 bedragen, van welke 8 zijn
overleden in het Marine hospitaal te Willems
oord, in welk hospitaal 22 aangetasten zijn ver
pleegd". En er kwam nog meer: 'in November
brak te Helder een mazelen-epidemie uit, die
spoedig eene groote uitgebreidheid kreeg. Zij
heerschte bijna huis aan huis, doch had een
goedaardig karakter". Gelukkig maar. Toch
stierven in 1871 in Den Helder 27 mensen aan
mazelen, wat nog een meer was dan aan pok
ken... "Voor de verpleging van lijders aan pok
ken of andere besmettelijke ziekten zijn bij
zondere lokalen ingerigt geweest te Helder".
Deze stad kende geneeskundig toezicht op de
prostitutie, alsmede keuring van levens
middelen (vooral slachtvee, vlees, spek en vis).
ONDERWIJS
Blijkens de volkstelling van 1 december 1869
telde Den Helder toen 2407 kinderen van 6-12
jaar. In totaal waren er op 15 oktober 1869 en
15 januari 1870 2266 dagscholieren. Van de
jongens ging 98% naar school, van de meisjes
ruim 90%. Dit blijkt het hoogste cijfer van de
steden in Noord-Holland te zijn. Zo ging in
Alkmaar 88,6% van de jongens en 75,5% van
de meisjes naar school; op het platteland gemid
deld respectievelijk 87,5% en 79%. Hierbij zijn
echter wel enkele kanttekeningen te plaatsen.
Zo is het tijdstip van de telling (oktober, janu
ari) nogal selectief. Telling in voorjaar en zomer
zou wellicht tot andere uitkomsten geleid heb
ben omdat er dan veel meer mogelijkheden
voor kinderarbeid waren. Voorts dienen we te
bedenken dat het onderwijs in Den Helder voor
het overgrote deel gratis was. De provincie
drong weliswaar steeds aan op heffing van
schoolgeld, maar de gemeente ging daar niet
op in. Aan de burgeravond- of industrieschool,
opgericht door 't Nut van het Algemeen en
gesubsidieerd door de gemeente, waren ver
bonden: een leraar voor het "rechtlijnig teeke
nen, een voor het rekenen, een voor de
Nederlandsche taal, geschiedenis en aardrijks
kunde". Het schoolgeld bedroeg drie gulden,
terwijl onvermogenden, aan het einde van 1871
twaalf in getal, kosteloos onderwijs ontvingen.
Het aantal leerlingen was 90, tegen 63 eind
1869, "in welk jaar het getal leervakken was
vermeerderd en het bedrag van het schoolgeld
op de helft was verminderd". Bij het toela
tingsexamen in oktober werden acht van de 47
kandidaten afgewezen. "De meesten hunner
hadden de lagere school op te jeugdigen leef
tijd verlaten en waren de laatste tijd van alle
onderwijs verstoken geweest. De ULO met
middelbaar onderwijs in wiskunde van C.J.
Blok werd door zeventig leerlingen bezocht.
Achttien cursisten volgden de school voor zee
vaartkunde van A.J. Leyer.