48
Congres de door Napoleon Bonaparte aange
brachte wijzigingen in de kaart van Europa weer
min of meer in oude staat teruggebracht.
Verjaagde vorsten poogden hun tronen te her
krijgen. De Habsburgers kregen Parma, Modena
en Toscane in bezit; de Bourbons kregen de
beide Siciliën weerom en ook de Paus, Pius
VII, kreeg zijn staten grotendeels terug. Een
ontwikkeling die een belangrijk deel van het
Italiaanse volk niet apprecieerde. Napoleons
creatie van een eenheidsstaat had bij veel
Italianen herinneringen aan het Antieke Rome
opgeroepen. Een ontwikkeling die zij met
genoegen hadden waargenomen. En nu viel
Italië weer uit elkaar.
Het pauselijk bewind was conservatief. Dit
vond zijn oorzaak in de houding van de kardi
nalen die bij ieder voorstel tot wetswijziging de
vroeger genomen besluiten raadpleegden en
zich daaraan vasthielden. Zij wensten geen
enkele vooruitgang te accepteren. De bevolking
daarentegen haakte naar meer vrijheid en
inspraak in het regime. De pausen handhaafden
hun standpunt dat de Kerkelijke Staat aan de
kerk behoorde en dat dit zo diende te blijven.
De in 1846 gekozen paus Pius IX zag in de
revolutionaire ideeën van zijn onderdanen een
gevaar voor de staat. Ook de koning van de
beide Siciliën, Ferdinand van Bourbon, werd
bedreigd terwijl Oostenrijk de hertogdommen
Parma, Modena en Toscane moest ontruimen.
In diverse landen ontstond onder de katholie
ken een aktie om de kerkelijke staat te bescher
men. Napoleon III zond een legerkorps naar
Rome; de zgn. garantietroepen. Maar de een
heidsbeweging was niet meer te stuiten. Onder
leiding van Garibaldi werden in Toscane, Parma
en Modena de vorsten verjaagd en veroverde
men de beide Siciliën. Intussen poogde in het
koninkrijk Sardinië minister Cavour zijn
invloed ten gunste van koning Victor Emanuel
te vergroten. Ten gevolge van de groeiende
onrust in Europa was de Franse keizer,
Napoleon III, genoodzaakt zijn garantietroepen
te verminderen terwijl ook de Zwitserse Garde
onvoldoende manschappen telde om zich tegen
de troepen van Garibaldi te verweren, temeer
daar van de achtduizend militairen binnen korte
tijd 2500 man deserteerden.
Pius IX, ten einde raad, wist geen andere uit
komst dan een beroep te doen op de katholie
ke jonge mannen om het erfgoed van St. Petrus
te helpen verdedigen. In verschillende landen
vond de oproep gehoor. Naar de mening van
vele bisschoppen in en buiten Italië was deze
oproep een uiting van verkeerde politiek. Een
werkelijk algemene deelname uit alle landen
had de onderneming kunnen doen slagen. Zulk
een deelname was echter alleen al daardoor uit
gesloten omdat de Heilige Stoel de organisatie
opdroeg aan generaal Lamoricière, een Franse
Bourbon aanhanger.
Wel ontstond onder zijn bekwame militaire lei
ding een Zouavenkorps van ongeveer elfdui
zend man maar in feite heeft het korps nooit
meer dan enkele duizenden mannen tegelijk
geteld. Succes zou verzekerd zijn geweest
indien de pauselijke diplomatie tegelijkertijd
onderhandelingen had geopend met de regering
van Sardinië. Nu was er geen kans om Garibaldi
met zijn republikeinse roodhemden te verslaan.
In die bestaande omstandigheden is het
Zouavenkorps ingezet voor een verloren zaak.
Het heeft de Kerkelijke Staat niet kunnen
behouden ondanks hun betoonde dapperheid.
5% van de Zouaven was slechts Italiaan. De
grote meerderheid bestond uit katholieke jon
gemannen uit Frankrijk, uit Nederland ruim
3000 man, uit België 1000, Canadezen 500 en
Spanje en Portugal samen 300 man.
Er ontstonden centra waar de vrijwilligers zich
konden melden. Een van deze centra was het
instituut St. Louis te Oudenbosch. "Verreweg
de meeste Zouaven waren eenvoudige jongens,
vaak uit grote gezinnen die geen Frans en al
helemaal geen Italiaans kenden; zo bleef het
Nederlandse officierental steken bij acht van
wie alleen baron van Lamsweerde het tot kapi
tein bracht" 1).
Ruim veertig procent van de Nederlandse zou
aven kwam uit de ambachts- of middenstand;
een kwart was agrariër, tien procent had een