Israëlitische Gemeente Helder. 65 Koninklijke goedkeuring wordt er een aan grenzend gedeelte duingrond van de heer Loopuyt gekocht. Het kerkbestuur krijgt hier bij veel medewerking van de gemeente, die de aanvraag bij Gedeputeerde Staten had voorge dragen. Alle formaliteiten waren dan ook bin nen de maand januari van het jaar 1862 afge rond. Als de begraafplaats op 12 juli 1869 ruim 40 jaar in gebruik is beschrijft burgemeester Stakman Bosse deze in een akte aan de Gedeputeerde Staten in Haarlem als volgt "de begraafplaats is met de daaraan liggende bij zondere begraafplaats der Israeliten op ruim een half uur gaan van de bebouwde kom der gemeente gelegen, de begraafplaats der Israeliten is afgesloten voor de helft door een ijzeren hek ter hoogte van 1,55 meter en voor de andere helft door eene sloot met een breed te van 4,5 meter en diepte 1,6 meter". Omgeven door de duinen en door landerijen waar boeren hun land ploegden of hun vee lieten grazen. Want tot grote schrik van het gemeentebestuur en het joodse kerkbestuur zou de omheining van de beide dodenakkers onvoldoende zijn..! Artikel 18 "omtrent de afsluiting der begraaf plaatsen" van 10 april 1869 schrijft namelijk een stenen muur rondom begraafplaatsen voor. In een gezamenlijk schrijven gaan de beide besturen daar tegen in en wijzen de Gedeputeerde Staten op hetzelfde artikel 18 waarin ook staat dat "ontheffing kan worden verleend indien op andere wijze behoorlijk in de afsluiting is voorzien". Het verlossende maar bovenal kosten bespa rende antwoord was er een om in te lijsten, "Wij Willem III, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje Nassau, Groot- Hertog van Luxemburg enz. enz. Op de voor- dragt van Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken omtrent het verzoek van den Kerkenraad der Israëlitische gemeente aan de Helder, en dat van burgemeester en wethouders van den Helder, beiden ontheffing verlangende, van het bepaalde bij den wet omtrent de afsluiting der begraafplaatsen. Hebben goedgevonden en ver staan de gevraagde ontheffing, zoowel aan genoemden kerkraad als aan het gemeentebe stuur, te verlenen, 's Gravenhage 25 decem ber 1870". (9G) Gemiloeth Chasodiem. In de jaren twintig van deze eeuw is er niet veel veranderd, de afscheiding bestaat nog steeds uit een ijzeren hek en een sloot. Er loopt inmiddels wel een grindpad met een haag als afscheiding tussen de beide dodenakkers. En de gemeentelijke doodgraver maaide en hooide nu ook het gras voor de joodse gemeenschap. Regel was dat de opbrengst voor hem was. Er waren ook nog wat lage duintjes waar helm gras op groeide, uitlopers van de Grafelijkheidsduinen. Voor het onderhoud trok de Israëlitische gemeente circa f 30,00 per jaar uit. En altijd, over al die jaren noemde men het in de officiële aktens "de Israëlitische begraaf plaats", of "de bijzondere Israëlitische begraaf plaats". Bij de ingang van de begraafplaats, tegen het pad van de Algemene Begraafplaats aan, lieten de Israeliten en de vereniging "Gemiloeth Chasodiem" een stenen dienstge bouw (kapel) zetten. Deze vereniging, de zoge naamde Chevre Kaddisja (Heilig Genootschap) Gemiloeth Chasadim (het bewijzen van trouw), gaf dienst en weldadigheid aan stervenden en gestorvenen en verzorgde als begrafenisge nootschap ook de begrafenissen. Volgens de gedenksteen is het gebouw uit het jaar 5696 (1936), architect was J.J. van der Leek uit Den Helder. Het gebouw had aan beide zijden twee houten toegangsdeuren, inmiddels is er een zijde dichtgemetseld en het gebouw is nu meer bekend als het "drenkelingenhuisje". Toch Briefhoofd uit 1907 van het kerkbestuur van de Israëlitische synagoge in Den Helder

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 1996 | | pagina 25