51
op de rede van Den Helder kon met moeite 12
mijl worden bereikt.
Het blijft een raadsel dat de opdrachtgever het
veel te zwaar geconstrueerde schip heeft geac
cepteerd. Vermoedelijk heeft de lage prijs - de
bouwkosten van de Amsterdam bedroegen nog
geen honderdduizend gulden - daarbij een te
grote rol gespeeld.
Voor sleepdiensten in de haven en op de rede
van Den Helder voldeed het schip goed. De
ervaringen bij een stijve bries op de Noordzee
waren echter ronduit bedroevend. Toch schreef
de agent van Bureau Wijsmuller in Den Helder
op 27 juni 1938, in een rapport over het schip,
dat het aan de gestelde verwachtingen voldeed.
Op 29 november 1939 - het schip voer toen
als BV 3 (beveiligingsvaartuig) in dienst van
de koninklijke marine - rapporteerde hij echter
het volgende:
"Hedenmiddag na het binnenkomen van de
Amsterdam, heb ik aan kapitein Van der Graaff
gevraagd hoe het schip zich tijdens het laatste
stormweer heeft gehouden. Het antwoord is niet
erg bemoedigend. In de zee opliggend met 40
tot 45 slagen (omwentelingen van de schroef),
zodat het schip nog net gestuurd kan worden,
ligt het best. Echter bij voor de wind lopen, of
met de wind enige streken van bakboord of
stuurboord, maakt het schip geweldige halen
en komt de reling aan lijzijde onder water, zodat
de zee daar zeer hoog boven uitsteekt. Het schip
bleef dan op haar zijde liggen en slechts door
het voor de wind te houden, kwam het weer
recht en kon het water van het achterdek
geloosd worden. Met het schip kon niet wor
den gemanoeuvreerd en er moest worden bij
gedraaid tot het weer beter werd. Het scherpe,
zware achterschip valt diep weg voor het begint
te dragen waardoor de zee vrij spel heeft om
er overheen te lopen. Het is jammer dat het zo
is, maar het schip heeft lelijke streken". (Er
werd niet vermeld, dat de Amsterdam tijdens
die zware storm door haar rederijgenoot de
Utrecht naar Den Helder moest worden terug
gesleept).
De Amsterdam werd in het voorjaar 1939 door
de Koninklijke Marine gevorderd om als hulp
schip dienst te doen. Met een kanon van l^/2
cm op het voordek, een kanon van 12 cm op
het achterdek en twee dubbelloops luchtdoel
mitrailleurs was de sleepboot het zwaarst bewa
pende hulpvaartuig van de Nederlanse marine.
Als BV 3 werd het schip in Den Helder gesta
tioneerd en deed dienst voor de mijnenver-
sperring van het Schulpengat. Naast de "bur
ger" kapitein kreeg de Amsterdam een militai
re commandant, de ltz. 1 KMR R. Rijkens. Voor
de bediening van het geschut kwam er mari
nepersoneel aan boord. Aanvankelijk voer het
schip onder bevel van kapitein J. (Jan) Kuiper,
die in oktober 1939 werd opgevolgd door kapi
tein J. (Hannes) van der Graaff. Na de aanva
ring met de onderzeeboot O 11 op 6 maart 1940
werd van der Graaff vervangen door kapitein
M. (Maarten) de Koe.
Bij het uitbreken van de oorlog op vrijdag 10
mei 1940 kruiste de Amsterdam voor het
Schulpengat, dat toegang geeft tot de rede van
Den Helder. Het schip werd diezelfde dag naar
het Marsdiep gedirigeerd en heeft daar tot de
afkondiging van de capitutlatie heen en weer
gevaren. Met het 7'A cm kanon en de lucht
doelmitrailleurs werden overvliegende vlieg
tuigen beschoten. Op 14 mei 1940 om 18.00
uur kwam de opdracht om naar Engeland uit
te wijken. De bemanning van de sleepboot
kreeg evenwel te horen dat het schip naar
Vlissingen moest. Toen de sleepboot echter de
Westerschelde passeerde en koers zette naar het
Engelse Kanaal, protesteerde de burgerbeman
ning en weigerde werk. Aanvankelijk dreigde
de commandant met gewapend optreden van
het marinepersoneel. De gemoederen werden
echter door het tactisch optreden van kapitein
de Koe gesust, waarna de reis werd voort gezet.
De volgende dag, op 15 mei, arriveerde de
sleepboot in de Duins. De Amsterdam kreeg
op 16 mei opdracht door te stomen naar
Portsmouth. Daar werd de BV 3 op 23 mei
door de Koninklijke Marine uit dienst gesteld
en van haar bewapening ontdaan. Weer voor-