CORNELIS DITO (1830 - '86):
EEN HELD IN STORMGEVAAR
Brir 21
"Hoort gij het loeijen van den storm? Ziet gij,
hoe woest het element zijn golven omhoog
stuwt? De kracht van den wind voert de baren
der zee met ongeloofelijke snelheid omhoog!
Ziet eens hoe op gindsche zandbank de zee
kookt en bruischt en hoe onstuimig de bran
ding daar woedt en alles dreigt te vernietigen
wat in haar nabijheid komt. De pikzwarte wol
ken, die wild door het luchtruim jagen en over
het witte schuim der branding hangen, maken
het woest maar grootsch toneel nog indruk
wekkender!"
Met deze bombastische volzinnen opent de hel-
derse schoolmeester D. Dekker in zijn "Ontwik
kelingsgeschiedenis en beschrijving der ge
meente Helder" (1875) zijn verhaal over de
stranding van de "Gezina Jantina", waarbij
Comelis Dito zijn heldhaftige rol speelde. 1)
W. Heeroma, hoofd van de openbare lagere
school aan de Kanaalweg die dezelfde gebeur
tenis een halve eeuw later opnieuw beschrijft,
begint iets zakelijker:
"Het is vijf uur in den morgen van den 10e
Januari 1852. Duister is de nacht en de orkaan
huilt tusschen de Zandduinen met woede uit
het Noord-Noord-Westen. De lucht is zwart en
de sneeuwvlokken vliegen zoo dicht, dat men
bijna niets in de verte kan zien. Op het Hooren
van eenige noodschoten, die van het fort
Kijkduin worden gelost, omdat een schip op
het strand zit, spoeden de bewoners van
Huisduinen zich naar Falga. Allen komen op
het duin bij elkaar en staren met beklemde har
ten over de onstuimige zee naar het schip, dat
als in doodstrijd ligt te worstelen met de gol
ven2)
Vervolgens heeft ook meester Heeroma enkele
bladzijden nodig om te vertellen hoe de red
dingboot op een door paarden getrokken wagen
na een martelende tocht van enkele uren door
de duinen eindelijk het strand van Falga bereikt,
maar de bemanning er vervolgens tot drie keer
toe niet in slaagt de boot door de branding te
krijgen. 3) "Tusschen het loeien der stormvlagen
kan men nog duidelijk de noodkreten der onge-
lukkigen hooren en ziet men tusschen de schui
mende koppen der golven de zuidwesters in de
hoogte zwaaien. Helaas, niets kan hen helpen!"
Aldus vat meester Heeroma de ontstane situ
atie weinig gelukkig samen. Weinig gelukkig,
want dat de zeskoppige bemanning van de
Nederlandse schoenerkof Gezina Jantina bij zo'n
zware storm met hun zuidwesters om hulp heb
ben staan zwaaien, lijkt niet erg waarschijnlijk.
"De arme schipbreukelingen kruipen weg van
wee en smart bij het aanschouwen van het mis
lukken der pogingen tot redding door de edele
menschenvrienden ondernomen!"
"Wie is die jongeling, die zich daar in de onstui
mige zee werpt en zwemmende de branding
trotseert, teneinde, zo mogelijk, op die wijze
gemeenschap tusschen het gestrande vaartuig
en den wal daar te stellen? - Het is Comelis
Dito, die ofschoon slechts negentien jaren tel
lende, moed genoeg bezit om het stoute waag
stuk te ondernemenDaar zwemt, daar wor
stelt hij met de onstuimige zee! De mannen op
het strand voeren de lijn welke Dito zich om
het lijf heeft geslingerd, waardoor hij de
gemeenschap hoopt tot stand te brengen tus
schen schip en strand, en die tevens dienen
moet om hem terug te trekken, wanneer hij in
den ongelijken strijd met het element dreigt te
Dirk Dekker schrijft:
en hij vervolgt: