124 '2~
lijden officieel had aangegeven aan de com
mandant van de vloot en het dorpsbestuur. Want
als de schout (burgemeester) niet formeel op
de hoogte was gesteld werd er niet begraven,
de doodgraver had zelfs de opdracht de kist te
laten staan! Dit had ongetwijfeld financiële
redenen. In de jaren 1800 werd het begrafenis
protocol in de zeeorders vastgelegd om stipt
opgevolgd te kunnen worden. De algehele lei
ding lag bij de commandant van de vloot, maar
het voorbereidende werk op de begraafplaats
viel onder de doodgraver. Maar het was dan
ook een plechtigheid die vlekkeloos en met alle
eerbied moest verlopen. Tot het tijdens een
begrafenis verkeerd ging, maar dan ook totaal
verkeerd, of kwam er een kwestie tijdens de
ceremonie op schandelijke wijze aan het licht?
Het was in ieder geval een schrijnende gebeur
tenis die zich in 1853 op de Algemene Begraaf
plaats van Den Helder afspeelde. Commandant
Steffens van 's Rijksmarine schreef dan ook
direct het volgende aan het gemeentebestuur.
"Eenmaal de grafkuil genaderd, werd al dat
decorum op eene ergerlijke en onkiesche wijze
daar ophoudt, door de lijken aan den weg in
een nauwelijksch goed gegraven kuil, waarin
nog de overblijfsels der kisten en doodsbeen
deren voorhanden zijn van de aldaar vroeger
begravenen, terwijl de kuil halfvol water staat,
zoodat dezelfde overblijfsels dienen moeten om
de daarin opnieuw nedergelaten kist meede te
dekken". Het zal een vreselijke aanblik voor de
rouwstoet geweest zijn. Natuurlijk waren er de
excuses van het gemeentebestuur omdat het
recent aangekochte oostelijk gelegen land nog
aangelegd moest worden. En de doodgraver
dan? Tja, namens hem werd gezegd dat hij "bij
het opgraven van lijken en het maken van graf
kuilen voortaan de vereiste zorg zal dragen".
De ceremonie van een militaire begrafenis van
de Koninklijke Marine is nog steeds indruk
wekkend. Een kist overdekt met de konink-
rijksvlag met daarop hoofddeksel, versierselen
met eretekenen en medailles. Gedurende de
tocht over de begraafplaats staan en blazen de
tamboers en pijpers de dodenmars, de trommen
zijn met zwart vlaggedoek overtrokken. Op die
dag zullen de Nederlandse- en de Geusvlag op
Hr.Ms. schepen in de haven en op de rede half
stok hangen.
INKOMSTEN VOOR HET WEESHUIS
De wezen verzorgden een aantal jaren aan het
begin van 1800 het vervoer met paard en wagen
van de overleden militairen uit het "hospitaal
der Marine" naar de Algemene Begraafplaats.
Dit hospitaal, ook wel de ziekenkaag genoemd,
lag aan het Nieuwediep iets ten zuiden van nu
de Zeedoksluis. Uit de "copien van de reke
ningen van 't begraven der lijken en van het
wasschen door het weeshuis gedaan" blijkt dat
dit per overledene 8 frank (het was in de Franse
Periode) opleverde. Daarbij zullen ongetwijfeld
ook doden van de Franse oorlogsvloot naar de
begraafplaats vervoerd zijn. In hun registers
werd dit beschreven als "des decede (overle
denen) a 1'Hospital, Maritime au Port le Nieuwe
diep". Volgens de notities van "de Heeren ge-
charseerd (belast) met de betaling vant rijden
der dooden en begraven vant hospitaal Johanna
Anna liggende int Nieuwediep debet aan de
wees en arm besorgirs van de Helder en
Huijsduijnen", duurde deze betalingen niet lan
ger dan tot 1822. In de weeshuis-registers uit
het jaar 1812 is duidelijk te zien hoe deze in
komsten dat jaar in verhouding stonden met de
overige verdiensten van het weeshuis:
collecte 313:00
melk en kaas ƒ217:15
waterputten 639:00
kinderen in dienst 420:00
zand uit duijnen 100:00
doodkleede (etc.) 350:00
Maar in de boeken van het weeshuis staan meer
inkomsten vermeld die verband houden met de
begraafplaats. Al heel lang was daar al het ver
huur van het "doot kleet", wat over de kist en
de baar hing tijdens de lange tocht van de beide
kustdorpen naar de Algemene Begraafplaats.
Een aantekening uit 1681 vermeld "20 april van
doot kleed ontvangen 1:40:0". Dit bedrag
varieerde nogal sterk en moet vermoedelijk ook
als een gift gezien worden van de nabestaan
den aan het altijd armlastige weeshuis.