duijnen of Den Helder" was echter altijd aan
wezig. Zo kwam het dat zeelui en militairen
van buiten de dorpen in de aarde van Huis
duinen hun laatste rustplaats vonden.
DRENKELDODEN
Schepelingen, die verongelukten en vervolgens
aanspoelden op de stranden of zandplaten voor
de kust, werden drenkeldoden genoemd. Zij
kregen als "onbekende" een sobere en kleine
begrafenis. In de achttiende eeuw vond dit plaats
"bezuyden het kerkhof'. Dus ten zuiden van
de Algemene Begraafplaats, vermoedelijk daar
waar nu de huizen staan van Nieuw Den
Helder-west. Op deze plek begroef men hen tot
in de Franse tijd, tot 26 juni 1804 om precies
te zijn. In dat jaar moest er een kampement
gebouwd worden op de plek van die begraaf
plaats. De graven moesten geruimd worden
door doodgraver Aarjen (Arie) Brouwer die dit
bevel kreeg door middel van de akte "opdel
ven campement". De lijken werden vervoerd
met paard en wagen van Maartje Pauw, de
weduwe van Gerrit van Breederode, naar de
nieuwe verder gelegen begraafplaats van de
drenkeldoden. Zij verdiende er als weduwe wat
bij door onder andere de drenkeldoden vanaf
de stranden, maar ook de ingekwartierde mili
tairen in de dorpen te vervoeren. De begrafe
nissen vonden vanaf dat moment plaats "op de
hoogte van 't Doggershuis of waar 't zelve heeft
gestaan" een voormalige boerenplaats die in
1799 afgebrand is (ook Doogershuijs of
Oogerhuijs genoemd). Tot het begin van deze
eeuw noemde men deze lokatie nog Doggers
plaats, nu een aangelegd natuurgebied maar
beter bekend als het voormalige rugby-veld,
hoek Bremstraat-Hengstepad. Deze plek zal
niet langer in gebruik zijn geweest dan circa
25 jaar. Toen immers kondigde de "Staatsraad
Gouverneur van Tets van Goudriaan in een
Z.M. besluit van 19 april 1828" nieuwe reso
luties en verordeningen aan met betrekking tot
onder andere het verbod van begraven buiten
een begraafplaats. Voor de drenkeldoden die
"op de hoogte van 't Doggershuis" werden be
graven ontving de doodgraver "voor het maken
en opmaken van het graf eenen drenkeling de
belooning: boven de 10 jaar 1,40, van 3 tot
10 jaar 1,20 en beneden de 3 jaar 0,85".
Vanaf 1800 begon het rijk deze begrafeniskos
ten aan de gemeente te vergoeden. Voor de
begrafenissen in het jaar 1840 bedroeg dit tien
gulden en in 1876 een bedrag van dertien gul
den, dit op voorstel van de "commissaris des
Konings in Noord Holland aan de regering:
houten kist 5,-, wagenvracht vanaf strand naar
kerkhof 4,-, hulp kisten en begraven 4,-."
REGLEMENT
VOOR DEN
GARNIZOENSDIENST
Voor de nabestaanden van de drenkeldoden, van
waar ter wereld ook, zou altijd de knagende
onzekerheid blijven om hen, die nooit meer
thuis zouden komen. Zij werden niet geïdenti
ficeerd en zodoende bleef het bericht uit.
1°
GEARRESTEERD BIJ BESLUIT VA.V
ZIJNE KONINKLIJKE HOOGHEID
Van den 11 Januarij tS/S'. n°. J2.
Titelblad van het "Reglement voor den
Garnizoensdienst" van 1815 waarin de
regels ten aanzien van begrafenissen met
militaire eer beschreven worden. (Bron:
Sectie Militaire Geschiedenis, Den Haag)