110 "Nellie" netjes in dat hoekje, zodat er een mooi gaatje voor die ene marinesleper overblijft. Als die andere sleper dan dwars achter de bagger molen wordt gelegd, kan de Texelse kotter "TX 19" ook nog een hoekje vinden. Nu die twee vletjes nog, en dan kunnen de sluisdeuren dicht. Open de schuiven. Langzaam dicht die deuren. Ja, de vloeddeuren meteen ook maar, want over een kwartier kan het buitenpeil al aardig geste gen zijn. En het kon wel eens een kwartiertje aanlopen, want in de haven manoeuvreert juist een stoomsleper met een torpedobootjager, die moet worden afgemeerd bij de Pyrotechnische Werkplaatsen. De Blauwe vlag hangt, dus het verkeer in de sluis moet maar even wachten. Eindelijk gaat de blauwe vlag naar beneden. De baan is vrij. Zomaar een uurtje uit de lange historie van de Koopvaardersschutsluis, deze voorname schakel tussen zout en zoet, is voorbij. Bloemen verwelken, schepen vergaan, maar de drukte in deze schutsluis zal blijven bestaan. Die olifant en die botter komt men in de Koopvaardersschutsluis niet meer tegen. Hun plaats is reeds lang gereserveerd voor de acht schepen van de "Grinza"-vloot en de andere vaartuigen, die zand transporteren naar laag gelegen bouwterreinen, die moeten wor den opgehoogd. Het zijn vooral deze zandschepen, die een extra accent hebben gelegd op de betekenis van de Koopvaardersschutsluis als schakel tus sen zout en zoet. Kon men deze sluis oor spronkelijk zien als een onmisbare verbin dingsschakel in een scheepvaartroute, later drong ook het besef door, dat tegelijk met de schepen een hoeveelheid zeewater mee naar binnen werd gesmokkeld. Het is dit "externe zout", dat een voorname factor is gebleken bij de voortschrijdende ver- zilting van het boezemwater in de kop van Noord-Holland. Tot dit "externe zout" behoort ook het zout, dat bijvoorbeeld met de genoem de "Grinza"-schepen tegelijk met het perszand mee naar binnen wordt gebracht. Om dit kwantum tot een minimum te beperken, moe ten deze zandschepen minstens één keer "lens" te zijn geweest, voor zij via de Koopvaarders schutsluis naar binnen mogen. Er is dan uit het in zee opgezogen zand al veel zout water weggelekt, maar toch blijft in de natte zand- vracht gemiddeld toch nog 25 kubieke meter zeewater achter, dat na het opspuitingswerk uiteindelijk via het grondwater in de Schermerboezem terecht komt. De financiële last, die hierdoor indirect op het Hoogheem raadschap van de Uitwaterende Sluizen in Kennemerland en West-Friesland komt te drukken, wordt via een heffing (een "zoutbe- lasting") zoveel mogelijk gecompenseerd. Want ook hier geldt het nog betrekkelijk jonge adagium: "De vervuiler betaalt!" Deze stelre gel klinkt niet iedereen even aangenaam in de oren, maar er wordt niets beledigends mee bedoeld. Het is een consequentie van het feit, dat we in een dichtbevolkt en hoog-geïndus- trialiseerd land leven, waarin de tijd van onge breideld "raak doen" onherroepelijk voorbij is. Het hoogheemraadschap kan niet meer volstaan met het "kwantiteitsbeheer" van het opper vlaktewater, maar moet zijn zorgen ook en vooral uitstrekken over het "kwaliteitsbeheer". Het beschikt daartoe in Edam over een groot en modern geoutilleerd laboratorium. In dat laboratorium wordt o.a. de zoutbepaling van watermonsters verricht door middel van de geleidbaarheid van elektroden. Na meting van het percentage aan chloride kunnen tevens glo bale conclusies worden getrokken ten aanzien van de andere zouten, die zicht in de water monsters bevinden. Wanneer - om een voor beeld te noemen - het gemeten chloride-gehal te met het getal 1,65 wordt vermenigvuldigd, is de uitkomst het gehalte aan natriumchloride (NaC 1oftewel keukenzout. Het zeewater, dat in de Schermerboezem terecht komt, neemt gemiddeld per 1000 gram 27 gram natriumchloride in opgeloste toestand mee. Bovendien is er de z.g. "kwel", het natuurlijke interne zout, dat uit de bodem naar boven komt. Vooral de laatste decennia is ook de kunstmatige interne verzilting een belang rijke rol gaan spelen. Het gaat hierbij om het

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 1996 | | pagina 22