99
Zagwijn, de erkende specialist van het
Holoceen, de doorbraak na het jaar 1000 plaatst;
opgravingen in Amsterdam, die tonen dat pas
na de ramp van 1170 de bouw van die stad
begon. Voor ons is echter het belangrijkst dat
de geomorfologische ontwikkeling van het zui
den van Texel en het gebied van het vroegere
Marsdiep geen eerdere door braak toelaat, zoals
we in ons stuk met veel feitenmateriaal van
verschillende bron en aard hebben aangetoond.
Die feiten worden door de heer Schendelaar
overigens niet betwist.
2. ...dat de auteurs een andere periodiciteit
hanteren (150 jr.) dan in recente literatuur
vermeld (80 jr., Sha, 1990).
Het betreft de periodiciteit van de verhelingen
van opvolgende Noorderhaaksbanken aan
Texel. Een periodiciteit van 80 jaar zou echter
betekenen dat er sinds 1590 niet minder dan
zes verhelingen zouden hebben plaatsgevonden,
terwijl de geschiedenis er slechts drie toont: die
van 1590, van 1738 en van 1910 (waar bleef
de verheling van 1910 80 1990?). Deze
gegevens worden gesteund door diverse waar
nemingen in het land: zoals de nog aanwezige
vormen in het landschap; zoals de menselijke
reactie op ieder verheling (inpoldering van
voormalig zeegebied); zoals archeologische
vondsten die deze menselijke activiteiten onder
strepen (aanvang, duur en weer verdwijnen van
bewoning); en tenslotte zoals toponiemen waar
in alle geledingen van de historische gang van
zaken bewaard zijn gebleven Het is vrijwel
onmogelijk deze gegevens te verenigen met een
periodiciteit van 80 jaar.
Dit zal wel enige tijd een strijdpunt blijven. We
verwijzen naar het reeds genoemde onderzoek
van Prof. Zagwijn die een latere doorbraak
noemt. We voegen hieraan toe, dat wanneer
werkelijk een doorbraak anno 800 zou hebben
plaatsgevonden op de locatie van het huidige
Molengat het gehele gebied ten zuiden van Den
Hoorn een totaal ander beeld zou vertonen dan
nu het geval is. De scheepvaart van de
Hanzesteden zou een andere geschiedenis heb
ben; evenzo die van de Zuiderzee en die van
Amsterdam.
De vergissing ligt bij de heer Schendelaar. Het
Uueromeri heeft verband met Uuiron
(Wieringen; zie Kunzel, Blok en Verhoeff,
Lexicon van Nederlandse Toponiemen blz. 399-
400). De herkomst van de vergissing is ook
wel te traceren: diezelfde auteurs vermelden
(blz. 300) Uuerinon: ligging onbekend, in het
noorden van "de provincie Utrecht of het Z.O.
van de provincie Noord-Holland".
5zijn de veengebieden tussen Texel en
Dat zeggen we ook niet; de afbraak was toen
onderweg. Als argument haalt de heer
Schendelaar De Moerwaard aan; hij zegt dat
die eind 14e eeuw nog bewoond was. Dit heeft
geen relevantie tot ons stuk. De Moerwaard lag
niet tussen Texel en Wieringen. We noemen de
Moerwaard (blz. 7) en tonen hem in een van
onze afbeeldingen (afb. 6). De Moerwaard lag
bewiden Vlieland. Van der Vlis veronderstelt
bewoning van de Moerwaard (blz. 21-22), maar
aangezien hoogveen nauwelijks bewoonbaar is,
hebben we onze twijfels hierover.
Tenslotte: we zijn de heer Schendelaar erken
telijk voor zijn aandacht voor ons onderzoek;
het stimuleerde ons nog eens kritisch ons werk
te bezien.
PROF.DR. CORNELIS DE JAGER
WILLEM J. KIKKERT
3....is de opvang van de auteurs achterhaald,
omdat al rond 800 een Mares deop als getij-
dengeul van de Noordzee aanwezig blijkt te
zijn op grond van geologische, archeologische
en historisch-geograjfsche gegevens...
4. Zo lag het We rome ri niet ten zuiden van
Wieringen maar is het nl in 1961 (Gotschalk)
gelokaliseerd bezuiden Nederhorst Den Berg
Wieringen zeker niet rond 800 al geheel ver
dwenen.