HET GEMAAL HELSDEUR
"HET NIEUWE WERK"
86
Schermerboezem en IJsselmeer. Het zijn nog
jonge begrippen in de geschiedenis van de Lage
Landen bij de Zee. Oude kaarten vertellen, dat
er in deze rivierdelta nauwelijks sprake was
van een duidelijke scheiding tussen water en
land. Hier en daar hielden stevige diluviale ker
nen, die nog altijd in het landschap herkenbaar
zijn, het hoofd boven water. Voor de rest
bestond het gebied, dat wij nu kennen als de
Kop van Noord-Holland, uit kwetsbare eiland
jes met schorgronden ertussen.
Een van die oude eilandjes was Husiduna, dat
zich omstreeks het begin van de achtste eeuw
wat meer naar het noordwesten uitstrekte dan
tegenwoordig. Ten noorden stroomde het
Marsdiep en ten zuiden het Haersdiep. Iets ver
der zuidwaarts lag het eilandje 't Oghe, waar
op het dorpje Callinge was gelegen. Blijkens
de "blaffert" (lijst der goederen) van de Sint-
Maartenskerk te Utrecht bezat die kerk daar
meerdere goederen.
Schout en Schepenen regeerden vanuit het
regthuis te Huisduinen. In de Franse tijd werd
de bestuurszetel overgebracht naar het toen
malige Helder.
Een belangrijke datum uit de Huisduiner his
torie is 29 april 1283, toen graaf Floris V het
dorp "om derhalf hondert pond penninghe, die
hi ons ghehelike betaelt heeft" in eigendom
overdroeg aan Willem, heer van Egmond. In
het jaar 1513 telde het dorpje Huisduinen 112
huizen. De jeugd werd onderwezen door de
monniken uit een nabijgelegen klooster. De
bevolking bestond voornamelijk uit vissers, die
profijt trokken van de haringvangst. Het hui
dige gemeentewapen, een veld van keel bela
den met drie kepers van goud herinnert ons aan
de heren van Egmond. Uit die tijd dateren ook
de eerste huizen van het oorspronkelijke Den
Helder. De groei ging niet snel. Er stonden mis
schien driehonderd huisjes, toen de Aller
heiligenvloed in de nacht van 31 oktober op 1
november 1570 toesloeg. Er bleef weinig van
het dorpje over. Alleen de bewoners, die tijdig
een hoger gelegen toevluchtsoord hadden
gezocht, brachten het er levend af. De uit zee
wier bestaande zeewering werd met een rij
palen versterkt, maar de gevreesde paalworm
maakte, dat deze maatregel op de duur onvol
doende was.
De in 1610 op last van de Staten van Holland
aangelegde "Zanddijk" of "Van Oldenbarne-
veldsdijk" tussen Huisduinen en Callantsoog
maakte, dat de zee wat minder vat kreeg op dit
kwetsbare gebied, maar pas in het begin van
de achttiende eeuw meenden de bewoners van
Den Helder de zee definitief te kunnen bedwin
gen door zware stenen aan te brengen op de
glooiing van de dijk. De uitschurende werking
van de eb- en vloedstromen bleek funest te zijn.
De ogenschijnlijk zo sterke zeewering werd
"onderloops", met als gevolg dat hele stukken
van de dijk in de diepte wegzonken.
Pas in het jaar 1774 kon men in Den Helder
zeggen, dat de zeewering afdoende voor zijn
taak berekend was. De krachtige eb- en vloed
stromen bleven evenwel hun werking uitoefe
nen. Zij slepen in de zeebodem voor het Mars
diep geulen uit, die uiterst langzaam noord
waarts omzwaaiden; een proces, dat nog steeds
voortgaat. Op het Nieuwediep, de stroomgeul
aan de oostkant van Hollands noordpunt, liet
stadhouder Willem V in 1781 hoogstpersoon
lijk het oog vallen, toen hij zocht naar een "vei
lige ligplaats" voor 's lands schepen van oor-