HELDERSE JAREN 1851 t/m 1875
Aflevering 17 1867
L.F. van Loo
analfabetisme - verbruiksbelastingen - veetyphus
82
BEVOLKING
Het inwonertal nam toe van 17.606 tot 18.352,
inclusief de landmacht met 266 en de zeemacht
met 1553 personeelsleden. De groei van het
aantal ingezetenen was het gevolg van zowel
een geboorten- als een vestigingsoverschot.
(Den)Helder zat nog steeds in de lift...
Uit de "Koloniën van den Staaf' vestigden zich
maar liefst 531 personen in de marinestad,
hoogstwaarschijnlijk vooral militairen. Naar
"den vreemde" vertrokken 37 mensen, waar
onder tien handwerkslieden (met vijf vrouwen
en zeventien kinderen), die als landverhuizers
naar Noord-Amerika gingen. Acht van hen wer
den aangeduid als "mingegoed", twee als
"behoeftig". Evenals de mingegoede alleen
staande vroedvrouw, die ook naar de Verenigde
Staten ging, zal het de bedoeling zijn geweest
daar een beter bestaan op te bouwen, hoewel
ook godsdienstige redenen een rol gespeeld
kunnen hebben. Veel van de vestigers in de
Juttersstad waren geboren buiten de provincie
Noord-Holland.
ANALFABETISME
Van de te Helder huwende "jongmans en jon-
gedochters" was 6,7 procent van de bruideg
oms en 15,87 procent van de bruiden niet in
staat om de huwelijksakte te ondertekenen,
omdat ze onvoldoende onderwijs hadden geno
ten. Onder de bruiden waren er nogal wat die
van het platteland kwamen, waar de onder
wijssituatie toen veelal nog ongunstiger was
dan in de steden.
GEMEENTEBESTUUR
Een derde deel van de gemeenteraad moest dit
jaar periodiek aftreden. Van de 708 kiesge
rechtigden kwam slechts ongeveer 35 procent
op. Maar dat was nog geeneens zo slecht, want
het Noordhollandse gemiddelde, bij alle stem
mingen, was 31,6 procent.
FINANCIEN
Het gemeentebestuur van Den Helder ver
schilde van inzicht met het provinciale bestuur
en het ministerie van Binnenlandse Zaken over
de heffing van de plaatselijke belastingen. De
algemene trend in ons land was afschaffing van
de verbruiksbelastingen (accijnzen). Maar in
Helder werden die nog steeds flink geheven en
het gemeentebestuur wilde daar vooral mee
doorgaan. Vóór 1866 kende men hier zelfs nog
geen hoofdelijke omslag (naar de getoonde wel
stand), maar in 1866 en 1867 werd jaarlijks
10.000 geheven. Dan kon er wel een ver
bruiksbelasting vervallen vonden de hogere
overheden. Ook moesten er maar schoolgelden
geheven gaan worden. De gemeente verdedig
de zich door te wijzen op de hoge kosten van
openbare werken en de inschatting dat van de
1900 leerlingen van de openbare lagere scho
len "van slechts 400 welligt een matig
schoolgeld zou te verkrijgen zijn". De rest
kwam kennelijk uit huishoudens met een te
bescheiden beurs. Voorts subsidieerde de
gemeente vier bijzondere scholen; ook werd op
de hoge schuld en de geringe jaarlijkse aflos
sing 2.000) gewezen. Uiteindelijk werd het
volgende compromis bereikt: Helder mocht nog
een jaar zo door, maar in 1868 moest de belas
ting op turf (brandstof) vervallen en diende
schoolgeld ingevoerd te worden. De begroting
van de gemeente beliep circa 150.000; de