81 Mann uit de Zijpe, werd op 30 april 1910 inge wijd door ds A.E. Griethuizen van Huisduinen. 11) Pas in 1935 werd er naast de kerk een pas torie gebouwd en werd Julianadorp "hoofdge meente" en Huisduinen "bijgemeente". Na de Tweede Wereldoorlog kwam Huisduinen bij Den Helder en werd Julianadorp kerkelijk geheel zelfstandig. JULIANADORP Bij de eerste steenlegging van de kerk was een verzoek ingediend aan Hare Majesteit Koningin Wilhelmina, om de nederzetting de naam Julianadorp te mogen geven naar de in dat jaar geboren dochter van de Koningin. In 1912 werd de bouwmaatschappij "Juliana" opgericht met het doel in het dorp woningen te bouwen voor arbeiders en andere particulie ren die zich hier wilden vestigen. KONINKLIJK BEZOEK Op 30 mei 1919 "mocht een stralend en bevlagd Julianadorp Koningin Wilhelmina, Prins Hen drik en Prinses Juliana voor een speciaal voor het dorp bestemd bezoek ontvangen. Na een bezoek aan de door de landbouwleraar J. de Vries gestichte proeftuin, aan de bekende oud- zeeredder J. Duit en een t.b.c.-patiëntje, werd de kerk bezocht. In de kanselbijbel schreven de drie koninklijke gasten elk een tekst." 12) BLOEMBOLLENCULTUUR Evenals in de omliggende Zijpe en Anna Pau- lownapolder (Breezand) had men na de Eerste Wereldoorlog een begin gemaakt met de bloem bollencultuur. Maar deze teelt, waarvoor de grond zo uitstekend geschikt bleek, is buiten gewoon conjunctuurgevoelig. Juist in deze be drijfstak werden, als gevolg van de economische crisis van de jaren dertig, grote verliezen ge leden en menig bollenveld werd weer weiland. TWEEDE WERELDOORLOG In de Tweede Wereldoorlog werden in het Koe gras op tal van plaatsen bunkers gebouwd en werd op de hoogte van strandpaal 6 een zig zag lopende tankwal van de duinen tot aan het Noordhollandskanaal gemaakt met aan de noordzijde een mijnenveld en aan de zuidkant een eventueel te inunderen strook. Van de Mid- denvliet had men een "tweede linie" gemaakt met tal van grotere en kleinere bunkers, ver sperringen enz. Na de oorlog is niet alleen een grote verschuiving naar de bollenteelt opgetre den, maar is vooral het toerisme een belang rijke bron van inkomsten geworden. De uitbreiding van de stad Den Helder in het noordelijk deel van het Koegras en de uitbrei ding van Julianadorp met stedelijke bebouwing naar het zuiden en het westen is zo groot geweest, dat sedertdien echt niet meer van Buitenveld gesproken kan worden. J.T. BREM ER LITERATUUR 1. D.T. Gevers. Verhandeling over het toe gangbaar maken van duinvalleyen langs de kust van Holland. Amsterdam, 1826. 2. A.J. van der Aa, Aardrijkskundig Woor denboek der Nederlanden, deel 6. Gorkum, 1845, blz. 512. 3. verslag van A. Blussé en K. Hartog te Dordrecht gemaakt op verzoek van mr P. Loopuyt, opgenomen in J. Belonje, Het Koegras. Den Helder, 1974, blz. 64-70. 4. J. Hendrikx, Het Koegras, toen en nu. In: West-Friesland Oud en Nieuw, 1963, blz. 154. 5. P.H. Witkamp, Aardrijkskundig Woorden boek van Nederland. Tiel, 1877, blz. 661. 6. J. Hendrikx, blz. 156. 7. D. Dekker, Ontwikkelingsgeschiedenis en beschrijving der gemeente Den Helder. Berkhout, 1875, blz. 193. 8. J. Belonje, Het Koegras, blz. 70 e.v. 9. J.M.L. Saunders, Beknopte schets van de economische positie van Helder. Helder, 1918, blz. 35, 36. 10. J.T. Bremer, De Zijpe, deel II (1813-1920). Schoorl, 1991, blz. 186. 11. E. de Graaf-Hoornsman, Julianadorp, het hart van het Koegras. 1984, blz. 72. 12. J. Hendrikx, blz. 159.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 1996 | | pagina 25