DE BEGRAAFPLAATSEN VAN DEN HELDER
EN HUISDUINEN (1)
72
naar Java, kreeg zijn lading koffie, rijst, tin,
enz. in en nu moest het weer terug naar Holland.
Matrozen zijn er op Java niet te krijgen, ten
minste geen Europeanen. De kapitein was dus
genoodzaakt Maleiers in dienst te nemen om
het schip naar Holland te brengen. En zoodoen
de kwamen, in den tijd waarover wij spreken,
de meeste koopvaarders het Nieuwe Diep bin
nen, bemand met Maleiers in plaats van
Hollanders, Amelanders, Bremers en Denen,
zooals gewoonlijk. Het was een vreemd
gezicht, die vele Maleiers op de schepen en op
straat; kleine kereltjes, blauw-bruin van kleur,
een doek om het hoofd geknoopt, een dunne
blauwe katoenen broek, en veelal een rood
hemd, ziedaar hun geheele kostuum. Het duur
de niet lang of ik werd op een schip met
Maleiers gehaald, waar velen ziek waren als
een gevolg van het nieuwedieper klimaat: hoes
ten, longontsteking, wintervoeten. Aardig klonk
mij, die hun taal nooit gehoord had, hun tabeh
toewan, gegroet heer, en hun sakiet, ziek, in
het oor. Het sprak van zelf dat ik mij spoedig
op het spreken van een beetje Maleisch toelei,
en het duurde ook niet lang of ik kon, als ik
een Maleier de pols voelde, hem vragen waar
hij sakiet was, en wist hem, door te zeggen
satoe djam satou sendok, te beduiden dat hij
elk uur een lepelvol moest innemen van het
drankje dat ik voorschreef; of kon den kajuits
jongen, door te zeggen kassi ajer tjoetji beve
len mij water te geven om mijne handen te
wasschen als ik een winterteen verbonden had.
En toen ik een paar van die kereltjes had gene
zen, schenen zij vertrouwen in mij te stellen,
want niet zelden, als ik te huis kwam, zaten er
eenige Maleiers op de hurken in mijn voorhuis,
die zeiden kassi obad toewan, geef mij genees
middelen heer. Het was een tevreden volkje;
wat rijst en een gebakken vischje was hun lief
ste kost. De koude maakte allen sakiet, sneeuw
hadden zij nooit eerder gezien. Vele van hen
deden pogingen om zo spoedig mogelijk als
matroos naar de tropische gebieden terug te keren.
Uit: "Kennis en Kunst", 1868.
DE ALGEMENE BEGRAAFPLAATS
Als op 1 november 1570 de stormvloed
"Allerheiligen vloed" de Hollandse kusten teis
tert en grote delen van de gewesten overstro
men, heeft dit ook grote gevolgen voor het
eiland Huisduinen. Het zou het begin van
opeenvolgende dijk- en duindoorbraken zijn
waarbij, door sterke zeestromingen en zware
stormen grote delen land door de Noordzee
werden weggeslagen. Met als treurig diepte
punt het uiteindelijk volledig uitdijken van
Huisduinen in begin 1600. Een toch wel flink
dorp met zowel naast elkaar als verspreid
gebouwde huizen en boerderijen, een koren
molen en fier in het midden de kerk. De toren
met spits stond ten westen tegen de kerk. Op
oude kaarten is rondom de kerk een dikke
omlijning getekend, waarschijnlijk de omhei
ning van het kerkhofen dus de voorloper
van de huidige Algemene Begraafplaats. Dit
betekent dat de bevolking niet alleen hun dorp,
maar ook het kerkhof, door de Noordzeegolven
zagen overstromen. Nu, zo'n vierhonderd jaar
later stroomt daar, tussen de Huisduinerkust en
de Haaksgronden, het Schulpengat. In een
gebied wat circa 1500 meter noord-westelijk
uit de huidige kust ligt. De Noordzee heeft
inmiddels alle nagelaten sporen gewist en de
zeebodem bestaat daar alleen nog maar uit
zandgrond.