70 het Marsdiep, grijp je nieuwsgierig naar deze brochure om te horen hoe er aan "de overkant" over een en ander gedacht wordt. Uit de samen vatting op pag. 1 blijkt al, dat de auteurs het oude standpunt huldigen dat het Marsdiep zijn bestaan begonnen is als een afwateringsbeek die van het hooggelegen Texel oostwaarts door het veengebied liep met enkele zijtakken, waar van er één in een meer, zuidelijk van Wieringen, uitmondde. Volgens hen brak de Noordzee in 1170 door de westelijke schoorwal en tapte daarbij deze veengeul aan, die vervolgens als getijdegeul gaandeweg uitgroeide tot het hui dige zeegat. Zij behandelen ook nevenver schijnselen, zoals het verhelen van zandbanken op Texel, waarover ik eind 1995 toevallig een artikel voltooide dat in deze aflevering geplaatst is. De meningen daarover lopen aardig paral lel, zij het dat de auteurs een andere periodi citeit hanteren (150 jr.) dan in recente litera tuur vermeld (80 jr. Sha, 1990). Wat het ont staan van het Marsdiep betreft: is de opvatting van de auteurs achterhaald, omdat al rond 800 een Maresdeop als getijdegeul van de Noordzee aanwezig blijkt te zijn op grond van geologi sche, archeologische en historisch-geografische gegevens, en wel ter hoogte van het huidige Molengat. Dat Maresdeop moet dus daarvóór reeds ontstaan zijn! Hetgeen de nodige conse quenties heeft! In details vergissen de auteurs zich overigens nogal eens. Zo lag het Weromeri niet zuidelijk van Wieringen, maar is het al in 1961 (Gottschalk) gelokaliseerd bezuiden Nederhorst den Berg, en zijn de veengebieden tussen Texel en Wieringen zeker niet rond 800 al geheel verdwenen: De Moerwaard was eind 14e eeuw nog bewoond (v.d. Vlis, 1977); het Marsdiep wordt pas in 1314 genoemd als grens rivier tussen de gouwen Wieringen en Texel (niet al in 817). Graag verwijs ik kortheids halve naar mijn artikel dat in het volgend num mer van Levend Verleden zal verschijnen. J.K. SCHENDELAAR ONS LID DHR. JAAP TOES UIT HOORN SCHRIJFT ONS: In de Hoornsche Courant van resp. 22 novem ber 1864 en 18 april 1877 las ik berichten die mij aardig genoeg leken om ze u te laten weten. Al lezend rijzen vragen als: hoe zou het de Helderse gasmeter-specialist met zijn uitvin ding zijn vergaan'? En hadden de "ambtenaren met peilglas" succes met hun pogingen om knoeiende melkventers te ontmaskeren'? Hier volgt het bericht van 22 novemher 1864: H.W. Schneider in Den Helder heeft een uit vinding gedaan, welke moet bestaan in een zeer eenvoudig toestel tot het doen controleren van gasmeters, waardoor de reeds zo lang gewenste ijk in toepassing gebracht zou kunnen worden. Ook zou dit toestel de thans in gebruik zijnde meters kunnen vervangen en verreweg te prefe reren zijn wegens de eenvoudige en niet gecom pliceerde samenstelling, waardoor ze in het minst niet, zoals alle machinerieën, aan verslijten onderhevig zijn. De uitvinder verzekert dat zijn toestel veel gunstiger uitkomsten oplevert dan de wijze van ijken zooals die tegenwoordig in Engeland, Frankrijk, Belgie en Saksen in ge bruik is. Bericht in de Hoornsche Courant van 18 april 1877: In Den Helder zullen de stedelijke ambtenaren bij hunne dagelijksche omwandeling in die gemeente, voorzien worden van een peilglas waarmede zij allen het recht hebben de melk der melkventers te peilen. Immers, dat artikel wordt daar zoodanig met water aangelengd, dat het den naam van melk nauwelijks meer ver dient en onze volksdranken, de koffie en thee, door toevoeging van de waterachtige melk bed orven worden. De melk (water-) venters zijn daar in de regel zeer welgestelde menschen en zeer velen zijn in betrekkelijk korten tijd tot welvaart gekomen.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 1996 | | pagina 14