50 dene en Hosdinon, enz, zie in noot 3) en note ren we dat het veelal gaat om nederzettingen aan een waterloop (Gysseling-Blok 1959, 4-5): een gegeven om in de oren te knopen. LATERE GESCHREVEN BRONNEN. Al lijken de bronnen om achter de betekenis van de naam Huisduinen te komen hiermee opgedroogd te zijn, het kan wel de moeite lonen om na te gaan of na de Utrechtse Goederenlijst (plm. 860) geschreven bronnen nog iets inte ressants over Huisduinen bevatten. We hebben daarmee succes. In een stuk uit het eind der 11e eeuw Ex Miraculis S. Donatiani Brugensi- bus vertelt de Vlaamse proost Rainerus (1080- 1089) over een wonder dat op 1 mei 1011 gebeurd zou zijn bij de waterput Rorikispit van een oppidum versterkte stad) in de gouw Fresia, dat door de inwoners Osdenne genoemd wordt. Een vrouw Ermengardis, die met vele anderen gewapend met een waterkruik ter bede vaart naar deze put getrokken was, vond daar genezing. Er lag daar in de buurt ook een berg, de Rorikes-berg (4). In het boek over de neder- landse toponiemen van Künzel e.a. (1989, 279) staat bij deze plaatsnaam Osdenne de aanteke ning: "ligging onbekend, mogelijk identiek met Oesdom of met Huisduinen". Deze beide plaat sen komen dus in aanmerking om geidentifi- ceerd te worden met het oppidum Osdenne. Daarover straks meer. Eerst kan nog vermeld worden dat het zoeken in de geschreven bronnen een tweede stuk ople vert dat voor ons van belang kan zijn. Het is een oorkonde uit plm. 1250 waarin graaf Willem II (1226-1256) aan de Heer van Bre- derode het recht van zeevond toekent over het strand, gelegen "entre Zipe et Heusedem", dat is tussen Zijpe en Huisduinen (Kruisheer 1968, 331). En met Heusedem komen we dus inder daad terecht bij een Heusden-naam! Omdat dit weliswaar een interessant feit is, maar we er niet verder mee komen, keren we terug naar Osdenne. De eerste kandidaat om daar identiek mee te zijn, was Oesdom. Dit was een gehucht tussen Heiloo en Limmen, eerst een zelfstan dig ambacht (1343, 1382), maar in 1509 met Heiloo verenigd met vijf schepenen in de rege ring. Op een kaart van het graafschap Egmond uit 1665 staat de grens tussen Oesdom en Heiloo nog duidelijk aangegeven. Bij Van der Aa (1839) maakt het al deel uit van Heiloo, waarin het later geheel is opgegaan. Het is nu zelfs niet meer op de stafkaart te vinden. In dit gehucht heeft ooit een Runksput bestaan, waar van de plaats nu onvindbaar is, maar die in 1713 als geneeskrachtige bron ontstaan zou zijn (5). Er zijn heel wat pogingen gedaan om deze Runksput te vereenzelvigen met de eerder ge noemde Roriksput in Osdenne. Daar komt bij dat in de Vita S. Adalberti, de levensbeschrij ving van Adelbert, de heilige die zoveel bete kend heeft voor de abdij van Egmond, een ver haal voorkomt over een berg in deze zelfde omgeving. Volgens dit verhaal deden zich lang durige stormen voor die grote zandverstuivin gen veroorzaakten waarbij "zeer hoge bergen" ontstonden. Eén van deze stuifduinen bedreig de de kerk waar de heilige begraven lag. Toe vallig kwam juist de Vikingkoninlg Rorik (6) voorbij, die opdracht gaf de berg weg te graven om te voorkomen dat de kerk onder zand bedolven zou raken. De volgende morgen bleek de heilige echter het karwei zelf al ge klaard te hebben: het duin was verplaatst tot op een steenworp afstand van de kerk (Opperman 1933, 12). De verleiding om de verhalen over Oesdom en Osdenne aaneen te koppelen, was groot en begrijpelijk wegens de gemeenschappelijke ele menten: een berg, een put, een wonder, de naam Rorik. Enkele auteurs hebben het probleem van de identificatie dan ook eenvoudig opgelost: Rorikspit Runksput, Osdenne Oesdom. Dat het gehuchtje Oesdom aldus en passant pro moveerde tot een oppidum, een versterkte stad, werd toegeschreven aan onbekendheid van de Vlaamse schrijver met deze Friese gouw. Sommige auteurs gingen in dit spoor zelfs nog verder. Zo vroeg De Cock (1965, 189) zich af of de Rorikesberg een "motte" geweest kan zijn,

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 1995 | | pagina 26