34
ontwikkeling van de Zaanstreek in de vijftiger
jaren een sterke verontreiniging (met voorna
melijk industrieel afvalwater) van de Zaan ver
oorzaakt. Deze vervuiling, gepaard gaande met
de z.g. interne en externe verzilting, maakte het
regelmatig doorspoelen van de Zaan wenselijk,
zo niet noodzakelijk. Dat was alleen mogelijk
door aan de zuidzijde van de Zaan een gemaal
te stichten. De tweede factor was de toenemen
de verzilting van de boezemwateren in het
noorden van de provincie.
Van meet af aan stond het vast, dat een gemaal
aan de zuidzijde van de Zaan niet voldoende
zou zijn. De werking van het Zaangemaal in
combinatie met het natuurlijke inlaten van
water via de IJsselmeersluizen zou in het noor
delijk deel van de Schermerboezem een zuid
waartse trek doen ontstaan, die het verder zuid
waarts opdringen van de "Helderse zouttong"
zou bevorderen. En dat was het laatste, waar
men behoefte aan had. Vandaar, dat het op 15
november 1960 genomen principe-besluit uit
eindelijk de stichting van twee gemalen tot
gevolg had.
Het Zaangemaal werd op 15 juni 1967 offi
cieel in gebruik gesteld. Medio 1969 werd met
de bouw van het gemaal bij Den Helder begon
nen. Het werd - aan de zuidzijde van het afge
damde Nieuwediep - een nieuwe schakel tus
sen "zout" en "zoet", in de onmiddellijke nabij
heid van de plaats, waar de Koopvaarders
schutsluis het zout liet mee-smokkelen door de
schepen, die via de sluizen naar binnen gin
gen. De bouw van het gemaal betekende een
doorbraak van de dam, waarmee het Nieuwe
diep aan de zuidzijde werd afgesloten, toen de
nieuwe rijkszeehaven ten behoeve van de
Koninklijke Marine werd aangelegd. Tegelijk
ook betekende de stichting van het gemaal een
doorbraak van de Koegras-zeedijk, waarmee in
1817 het schorrengebied in de noordkop van
Noord-Holland werd ingedijkt.
Toen de Koegras-zeedijk werd aangelegd, werd
tegelijk binnendijks ervan een kanaal gegraven,
met de bedoeling de haven van Den Helder via
de binnenwateren te verbinden met Amster
dam. Zo werd door de aanleg van het Groot
Noordhollandsch Kanaal de Helderse haven de
voorhaven van Amsterdam. Voor het scheep
vaartverkeer nam de Koopvaardersschutsluis de
belangrijkste plaats als verbindingsschakel in.
Lange tijd behoefde niemand zich erom te
bekommeren, dat het hier ook ging om een ver
bindingsschakel tussen zout en zoet water. Er
waren nog drie van deze schakels tussen "zout"
en "zoet": de z.g. "Sluis in het Nieuwe Werk",
de Marineschutsluis en de Zeedoksluis. Door
middel van spuien bij lage ebstanden werd de
waterstand in de Schermerboezem zoveel mo
gelijk beheerst, terwijl tevens de binnendrin
gende "zouttong" enigermate in de hand kon
worden gehouden.
Wie wel eens heeft staan kijken bij de smalle
Marineschutsluis, als de vlag hing en het spui
en in volle gang was, is onder de indruk geko
men van de zich manifesterende krachten. Als
het spuien eenmaal was begonnen, was het
onmogelijk, er op een willekeurig moment mee
op te houden. De sluisdeuren konden niet eer
der worden gesloten, of de waterstand moest
binnen en buiten gelijk zijn. Bij langdurig aan
houdende oostelijke winden kon dat wel eens
langer duren dan wenselijk was voor het water
peil in de Schermerboezem. Anderzijds was het
bij aanhoudende westelijke winden geen zeld
zaamheid, dat de hoge ebstanden van het bui
tenwater de lozing van het binnenwater belem
merden.
Vooral wanneer deze natuurlijke lozing gedu
rende langere tijd onvoldoende was, werd een
tamelijk ver zuidwaarts doordringen van "zout
tong" geconstateerd, soms wel tot voorbij de
plaats, waar het kanaal Kolhorn-Stolpen in het
Noordhollands Kanaal uitmondt. Door de ge
reedkoming van het gemaal "Heisdeur" is het
kwantitatieve boezembeheer niet meer van wis
selvallige natuurlijke factoren afhankelijk, al
wordt van deze factoren nog wel degelijk ge
bruik gemaakt.
Een gewichtige natuurlijke factor bij het func
tioneren van het nieuwe gemaal is het verschil
in soortelijk gewicht tussen zout en zoet water.
Van de omstandigheid, dat zout water zwaar
der is dan zoet water, hebben de ontwerpers