21
Als er andere broodsoorten of formaten gebak
ken, verkocht of in de bakkerij werden aan
getroffen was de bakker strafbaar.
Mocht de bakker voor "huislieden of
Godshuizen van hunne eigen of gekogte
rogge" brood maken van een restant of over
schot uit een zak meel dan moest het bak-
kersmerk en het merk van die opdrachtgever
in het brood gebakken worden. Het brood kon
immers onder het vereiste gewicht zitten.
Voor de broodprijzen en gewichten hield men
"de Amsterdamse zetting" aan. Bekend als het
"reglement wegens het formaat en de brood
zetting" dat aangeplakt werd in de beide dor
pen door de gemeente-secretaris.
Hadden de grote steden broodwegers in dienst
die het brood controleerden op prijs en
gewicht, in de dorpen voerden de schout met
twee schepenen deze controle uit. Dit vond
minstens een keer per maand plaats, de bak
ker was dan verplicht om al zijn brood aan te
wijzen. Overtredingen werden bestraft met een
hoge geldboete, het inbeslag genomen brood
was voor de armen en het weeshuis.
BAKOVEN VAN MOPSTENEN
Het bakken van de broden en bollen was
ambachtelijk werk en iedere bakkersgezel
leerde het weer van zijn patroon. Eigenlijk was
dit alleen maar in de praktijk te leren want er
waren nou eenmaal geen hulpmiddelen als
thermometers. Alleen jarenlange ervaring
zorgde ervoor dat zij uiteindelijk goed konden
bakken. En het moest er ook smakelijk en
goed uitzien want de onderlinge concurrentie
was groot. De bakkers, die hier al zo'n drie
honderd jaar geleden de eed aflegden in de
handen van de schout en zodooende hier hun
beroep mochten uitoefenen waren: Jelis
Pietersz Platevoet, Willem Claasz Backer,
Jacob Dirksz van Uijen, Evert Gerritsz van
Dijk en Albert Dirksz Wit. Het waren deze
bakkers die voor de burgers, boeren en
scheepsbemanningen - altijd met hun muts
op tot net boven de oren, bakkershemd en
kniebroek aan en het te grote schort om - voor
hun ovens stonden.
Hun broden en bollen werden in een oven
gebakken die van onder uit de grond opge
metseld was en een dikte had van 1_ mop
stenen (gebakken metselsteen). Voor de ron
ding van de ovenmond werden de voegen tus
sen de stenen met klei opgevuld zodat deze
uiteindelijk zijn ronde vorm kreeg.
Een balken constructie steunde de ovenvloer
van twee lagen mopstenen, daarop werd een
drie duims dikke zandlaag aangebracht "in
welke de tegelvloer of tichelvloer der oven zal
worden opgelegd". De kap boven de oven
moest van welborensteen gemaakt zijn "en
alles met goede lem (mengsel van klei en
zand) te metselen". Uiteraard mocht er geen
hout in de oven geconstrueerd zijn.
Het stoken gebeurde met takkenbossen en turf,
de rookafvoer liep door de schoorsteen die vijf
a zes voet boven het dak moest uitkomen. Het
waren deze schoorstenen die de lucht van geu
rend vers brood over de toenmalige vissers
dorpen aan het Marsdiep verspreidden. De
brandmeester van de dorpen Huisduinen en
Den Helder hield "schouwinge in de eerste en
derde week van iedere maand" om de veilig-
De bakker, 1635, ets van J.G. van Vliet,
collectie Museum Boymans-van Beuningen,
Rotterdam