Op 10 januari 1526 trof de commissie in Alkmaar vertegenwoordigers van Walraven II van Brederode, namelijk procureur Michiel Ruyse, advocaat Floris Zee-man, Joost bas taard van Brederode en Gerrit van Spaarn- woude, rentmeester. Gedaagde vertegenwoor digers van graaf Jan IV van Egmond, Floris van Wijngaarden, heer van IJsselmonde, bewindvoerder, Adriaen van Dam, procureur, en Jacob van Egmond, baljuw, lieten verstek gaan. Van Alkmaar op weg naar Callantsoog trof de commissie in Petten Jacob van Eg mond, die zich verontschuldigde, niet bij de inspectie van het Heersdiep aanwezig te kun nen zijn. Na overnachting te Callantsoog bezichtigde het gezelschap de volgende dag de ligging van het verzandend Heersdiep. Het commissie verslag geeft een duidelijk beeld van de kust en het achtergelegen verstuivend nollenland- schap. Globaal gemeten lag de Heersdiep- monding een mijl (een Hollandse mijl of uur gaans 5555 m) van de Oger noordduinen en een halve mijl van de Huisduiner zuiddui nen. De mondingsgeul van het diep rooide aan vankelijk noordoost op een huis dat de gra vin-weduwe van Jan III van Egmond in de bedijkte Nieuwlanderpolder had laten bouwen. Daarna meanderde de geul oost- en zuidoost waarts. Bij eb was de monding bijna verland, "vast an der zee, zulcx dat men daer genoug droeg overmogte gaen". Vloedwater stroom de nog de geul in, maar ongeveer 700 m., "een half quartier van een mijl", landinwaarts was niets meer van het oude geulverloop terug te vinden. Zowel ten noorden als ten zuiden lag zelfs bij vloed een droge zandvlakte, 'droeg op een gemeen hoeg water'. Procureur Ruyse was van plan het gezelschap het verloop van de Oogsloot te tonen, "maer zoekende die voor schreven sloot in 't noorden, in 't zuyden ende in 't westen, conden die niet gevinden, maer zagen daer eenparig genoug hard zant' 'mitten zande vernolt ende geslegt". DRIE KERKTORENS Staande op deze plek zag de commissie drie Wieringer torens in het oosten, Westerland, Hippolytushoef en Stroe, drie Texelse kerken in het noorden, Den Hoorn, De Westen en Den Burg, de Huisduiner kerk noordnoord west en de Oger kerk zuidzuidwest. Daarna volgde de commissie de kustlijn zuid waarts. Ongeveer 340 m (450 treden; 1 tree, schrede of gemene pas 2V2 voet 30 cm) ten zuiden van de Heersdiepmonding door brak een kreek van de strandlijn; 300 m (400 treden) zuidelijker lag een derde kreek en nog een 410 m (550 treden) verder zat halverwe ge in het zand en ca. 10 m van de hoogwa- terlijn een wrak. Door storm hoog op het strand geslagen lag een tweede wrak. Iets ten zuiden van de wrakken was de haringbuis door de strandnollen geslagen en het Buizegat ont staan. De commissie liet een situatietekening van Heersdiep, Buizegat en tussenliggende kreken maken, die nog niet is teruggevonden, maar mogelijk voor de weergave van dit kust- gedeelte door Van Deventer en Sgroten kan hebben gediend. De toestand was in de tijd waarin beide kartografen werkten reeds sterk gewijzigd; alleen het Buizegat was toen nog aanwezig. GETUIGENVERKLARINGEN Om aan te tonen dat ondanks een zekere noordwaartse verplaatsing de Heersdiepmon ding altijd en door iedereen als jurisdictie- grens was en werd beschouwd en dat de Huis- duiners ten onrechte beslag meenden te kun nen leggen op strandingen ten noorden van het Buizegat, had procureur Michiel Ruyse getuigen opgetrommeld, waaronder de schout van 't Oge en 21 bewoners van dat dorp en andere kustplaatsen. Een voormalig rentmees ter en oudbaljuw van Brederode hoorde de commissie nadien in Haarlem. Eén verklaring, hoewel bedoeld om aan te tonen dat het Heersdiep altijd de grensschei ding was geweest, handelt in feite om een an dere, een Huisduiner zaak. 109

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 1995 | | pagina 9