110
IJsbrant Rommertsz, inwoner van Kamp-
Ierduin), 50 jaar oud, verklaart dat hij om
streeks 1505 als aannemer/dijkwerker met
anderen zeker dijkvak in de Nieuwlanderpol-
derdijk had aangenomen, welke dijk door een
Zeeuws baljuw uit naam van graaf Jan van
Egmond werd aanbesteed
Na oplevering en dijkschouw wilde de baljuw
de aannemers niet contant uitbetalen, maar
met de hulp van Claes Korff, rentmeester van
Egmond, het eiland Huisduinen per wagen
verlaten. Vergezeld door een Huisduiner sche
pen hielden de aannemers de baljuw bij het
Heersdiep, de jurisdictiegrens, tegen en moest
Korff borg staan voor de uitbetaling aleer de
baljuw het gat mocht oversteken. Sedert dit
voorval had volgens IJsbrant, die "daer dage-
licx vaert ende ontrent verkeert", het Heers-
diep zich een weinig noordwaarts verplaatst.
Maar hoeveel was dat "een weinig"?
De verklaring van Maerten Adriaensz Vedder
(Veter), oud 74 jaar, oudschout, dat het Heers-
diep omstreeks 1475-1485 ergens halverwege
de afstand tussen beide gaten gemeten en vast
gesteld op ruim 1400 treden of 1050 m. Frank,
bastaard van Alkemade, 68 jaar, sedert 1505
gedurende een aantal jaren rentmeester van
Brederode, verklaart ten overstaan van bur
gemeester, schepenen en raad van Haarlem op
30 maart 1526 dat de verplaatsing bij stormen
schoksgewijs plaats vond, nu eens wat noor
delijker, dan weer iets zuidelijker.
Enige Oger inwoners zijn iets nauwkeuriger,
al lopen ook hun schattingen uiteen.
Symon Pietersz, 70 jaar, schat de ligging van
het Heersdiep ca. 1485 tweemaal een boog
schot bezuiden de positie van 1526, Jan Al-
lertsz, 73 jaar, ca. 1500 anderhalf maal een
boogschot zuidelijker en een dertiental bewo
ners ca. 1485 "alzoo verre als men in een reyse
met een staelen boog zoude mogen schieten".
De vraag is: hoever reikt een boogschot.
Het effectief bereik van een handboog was na
het eind van de dertiende eeuw 130 a 140 m,
van de kruisboog ca. 225 m.
Als met een handboog geschoten zou zijn, is
de eerste raming ca. 275 m zuidelijker, als
met "een staelen boog" de kruisboog bedoeld
wordt, bedraagt de derde raming van 1485 225
m. Globaal genomen zou in 1485 de Heers-
diepmonding ongeveer 250 m zuidelijker dan
in 1526 hebben gelegen, rond 1500 ca. 200
m. Gemiddeld zou het gat zich in 40 jaar onge
veer 6 m per jaar noordwaarts hebben ver
plaatst. De getuigen zijn het erover eens dat
het Heersdiep omstreeks 1485 drie vadem
(5m) diep was, dat het een ligplaats was voor
zowel Zeeuwse en Vlaamse schepen, die vis
kwamen halen, als voor de lokale vissers,
"zulks dat veel van de deposanten daer mit
haer schepen wel in gelegen hebben". Willem
Pietersz, één van de dertien samen getuigen
de Ogers, 46 jaar, heeft ca. 1490 geholpen 20
karren mosselen uit het diep te vissen.
Stranding van twee walvisachtigen
Een aantal getuigen herinnerde zich de stran
ding van "twee groote visschen". Dat was ten
tijde dat Frank, bastaard van Alkemade rent
meester was, die naar eigen zeggen de func
tie ca. 1505 aanvaardde: "dat geleden is ont
rent 21 jaer dat hij deposant eerst rentmees
ter worde". Kerstiaen Reynt-gensz, die toen
strandvonder was, schatte de lengte van de vis
ruim twee roe (Rijnl. roe a 3,767) of 7,50 m;
Jacob Allertsz 1 V2 roe (5 a 6 m), en Symon
Dircxz, 47 jaar, eveneens 7,50 m. Volgens Ja
cob Allertsz was de stranding ten zuiden van
het Heersdiep in 1526 "zoo verre als men in
twee reysen mit een appel werpen zoude" (ca
80 m?), volgens Symon Dircxz 4 a 5 roe (15
a 18 m) ten zuiden van het toenmalig
Heersdiep. De "vissen" werden op het strand
in stukken gesneden, per wagen naar Callants-
oog vervoerd, daar in tonnen gezouten en in
het openbaar verkocht aan koopman Tob van
Alkmaar.
Om welke walvisachtigen het hier ging is
moeilijk vast te stellen bij de vage aanduiding
"grote vissen", maar gezien de leng-te waren
het mogelijk dwergvinvissen (Balaen-optera
acutorostrata), de kleinste en meest algemeen
voorkomende vinvis in de zuidelijke Noord -