92 plurkenbewakers! Sterren en strepen, iets onuitroeibaars blijkbaar. Maar ook dat waren, om met een broer van mij te spreken, strepen- belazer. En dat een enkele bewaker niet alleen strepen-belazer had, maar ook een bewaker- belazer was, bleek op een warme zomerdag in de zomer van 1945. Het was aan de Boermansweg, in de richting van het Noordhollandskanaal, ergens in de buurt van de Luciahoeve. Wij waren met een stuk of tien schooljongens aan het piepers rooi en op het ene perceel en een paar akkers ver derop aan de andere kant van de sloot werk te een ploeg gedetineerden. Het was zo hal verwege de middag en het was warm, heel warm. We hadden een weergaloze dorst en we besloten dat een paar van ons zouden zien of ze fris water konden krijgen op de boerderij. Dat was nog wel een eindje lopen, dus er werd geloot. Degenen die aan het kortste eindje trok ken zouden gaan. Sakkerend gingen de twee pechvogels op weg, terwijl de anderen door werkten. Ze waren echter nog geen tien minu ten weg of ze stonden grinnekend weer ach ter ons. 'Jongens, kom eens mee. Wat we nu toch gezien hebben!' Vol verwachting, tuk op een verzetje, gingen we met hen mee. 'Zachtjes, zachtjes, anders wordt hij wakker,' gebaarden de waterhalers, terwijl ze wezen in de richting van de legertruck. Daar zat vlak bij de weg aan de rand van de akker een fiere bewaker, in de schaduw van de truck lekker te dutten, met een stengun tussen de knieën. De stengun was volledig gedemonteerd en uit de loop stak een lullig eindje aardappelloof. De gedetineerden waren een eindje verder aan het werk, terwijl helemaal aan het andere eind van de akker een andere bewaker met lome tred heen en weer liep. Het zou voor een aantal gedetineerden een koud kunstje geweest zijn er vandoor te gaan, maar zo te zien was dat niet gebeurd. Waarschijnlijk wisten ze ook niet zo gauw waar ze naar toe zouden moeten. Thuis zou den ze onmiddellijk weer gepakt worden, voor een geslaagde ontsnapping naar het buiten land, maar daarvoor had je geld en goede rela ties nodig en dat hadden de meesten niet. Eén is er ooit uit Erfprins ontsnapt en naar het schijnt in Spanje terechtgekomen. Maar dat was een fantasierijk persoon met veel geld. Iemand die bovendien een jarenlange deten tie wachtte. De man had kans gezien de lange zwarte soutane en het halfhoge bolhoedje van een Helderse kaplaan te bemachtigen en was aldus uitgedost, waardig groetend naar de schildwacht, de poort van Erfprins uitgewan deld en had de trein naar het zuiden genomen. Het heeft zeker nog een uur geduurd eer de slaperige bewaker aan de slootkant ontwaak te. We waren allang weer an het werk, toen we een hevig geschreeuw hoorden van een woedende bewaker, die tekeer ging tegen een aantal gedetineerden. Die deden natuurlijk net of ze gek waren en absoluut niet begrepen waar de man het over had. 'Veel geschreeuw en weinig wol, zei de duivel toen hij het var ken schoor,' grinnikte mijn broer die verzot was op dit soort uitdrukkingen. Wat zal die klojo vanavond gepest worden... Jammer, heel jammer dat we daar niet een hand je bij konden helpen, vonden we. Er is eigen lijk geen groter vermaak dan leedvermaak. Colofon 1940-'45 Herinneringen van een Helderse schooljongen van J.T. Bremer, verscheen eerder in 1985 bij Uitgeverij Omnia Currunt te Enkhuizen. De vijftien toen gebundelde verhalen zijn hier uitgebreid tot twintig. (I.S.B.N.: 906484101 2)

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 1995 | | pagina 32