genoptocht door de stad. In onze straat werd een reusachtige boot getimmerd om uit te beel den hoe het 'Koninklijk gezin' destijds naar Engeland was uitgeweken. Ik was één van de matrozen en vond dat ik mooi voor joker stond met m'n ziekenfondsbrilletje. Welke matroos droeg nou een bril? PLURKEN EN PIEPERS Plurken noemden ze de gedetineerden in Fort Erfprins tussen Huisduinen en Den Helder. Volgens Van Dale's woordenboek is plurk een samentrekking van ploert en schurk. Dat is dus niet zo best en ik weet ook niet of die benaming wel op iedereen van toepassing was. Voor sommigen zeker, maar beslist niet voor iedereen. Er zat van alles tussen: van Nederlandse S.S.-ers, die aan het zogenaam de Oostfront in Rusland gevochten hadden, tot arme donders, die lid geweest waren van de N.S.B., maar nooit iemand verraden had den aan de Duitse bezetters. Het waren er enkele duizenden. In de top-periode zelfs zo'n vijfduizend. Die moesten allemaal gevoed en gekleed worden in een tijd dat er in ons zwaar gehavende land niet genoeg voedsel was en al helemaal geen kleding. Er moest keihard gewerkt worden aan wat men toen zo mooi de wederopbouw noemde en die plurken mochten daarbij zeker niet achterblijven. Integendeel vonden wij: laat ze maar werken met hun luie bast. De vaklui onder hen konden op het fort zelf terecht: daar ontstond een complete speel goedindustrie waar uit vrij waardeloos mate riaal het meest vernuftige speelgoed vervaar digd werd. Daarnaast was er een confectie bedrijf, waar onder leiding van een aantal gerenommeerde kleermakers, herenkleding vervaardigd werd voor een bekende Alkmaarse firma. De meeste plurken echter werden tewerkge steld op het land: onkruid wieden, aardappels rooien, graan oogsten. Alles met de hand, want machines waren er niet en voor zover ze er wel waren, deden ze het meestal niet, omdat kapotte onderdelen niet vervangen konden worden. Zo reden er in die naoorlogse zomer dagelijks lange rijen legertrucks, elk gevuld met zo'n dertig gedetineerden en een paar bewakers gewapend met een stengun op de achterklep, in de richting van de Anna Paulownapolder en de Wieringermeer. Wij, Helderse schooljongens, eveneens op weg naar de aardappel akkers tussen Balgweg en Boermansweg, waren nog jaloers op hen ook. Zij werden keurig vervoerd naar het werkter rein, terwijl wij op onze gammele fietsen eerst een uur tegen de wind in moesten persen. Zij kregen koffie of wat daar voor doorging, wij dronken water. En voor zover we dat bekijken konden was er met hun eten ook niets mis, terwijl wij niet zonder moeite ons uiterst voed zame, maar o zo droge zelfgebakken brood naar binnen moesten zien te werken. Een ding was echter in ons voordeel! Wij waren vrij in ons doen en laten. Zij duidelijk niet. Als wij geen zin meer hadden stopten we even, maar bij hun was dat er niet bij. Er werd heel wat afgesnauwd en gecommandeerd. Ze hadden kennelijk hun eigen bazen en baasjes die voor het werk verantwoordelijk waren, want de bewakers bemoeiden zich er niet mee. Die stonden meest als grote zwarte vogelver schrikkers aan de rand van het veld met hun stengun te spelen. Terwijl de aardappelrooien- de gedetineerden de meest uiteenlopende kle ren droegen, variërend van oude soldatenjas- jes tot pilobroeken, droegen de bewakers een sportuniform. Een zwarte broek, zwarte bat- tledress en een zwarte pet. En bij koud, voch tig weer bovendien een lange zwarte overjas. Ze hadden ook nog een soort embleem op hun jassen. Een geborduurd embleem met boven aan het woord NEDERLAND in zwarte let ters op een oranje achtergrond en daaronder een soort weegschaal op het gevest van een zwaard. Een goudkleurige weegschaal tegen een blauwe achtergrond. Op het handvat van het zwaard zaten nog drie oranje stippen. Het was zoiets als gerechtigheid in naam van Oranje, maar wel met het zwaard in de hand. Eerlijk gezegd vonden we het een beetje nep. Wij waren heel wat betere uniformen gewend! Zelfs de moffen liepen er beter en zeker mar tialer bij. Ze hadden zelfs distinctieven, die 91

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 1995 | | pagina 31