89 gemengd met de stroop van een suikerbiet, ging best. Ik gaf er de voorkeur aan boven de substantie die we uit de 'gaarkeuken' aan de Prins Hendriklaan kregen. Die winter leek de stad werkelijk uitgestor ven. Naar schatting woonden er nog zo'n vijf duizend mensen. Echt gewerkt werd er niet meer. Het was een kwestie van uitkijken en dagen tellen. Er gingen veel mensen dood. We kregen bericht dat m'n grootvader, een gepen sioneerde van de rijkswerf die de stad had moeten verlaten omdat'ie niet werkte, in het oosten des Lands was gestorven. Hij zou de bevrijding dus niet meemaken. Wie van ons wel, vroegen we ons af en dat was een reële vraag. Want ook jonge mensen stierven. Een buurjongen, twaalf jaar oud, overleed aan difterie. Een klein zusje van een van m'n vriendjes ook. We waren bang en het duurde maar zo lang. Nog nooit had een win ter zo lang geduurd. De brandstof raakte op. Tenslotte begonnen we aan de kastplanken van de huizen aan de Fabrieksgracht. Nee, 't mocht niet en m'n moeder wou 't niet hebben. Alléén versplinterd hout van gebombardeerde huizen, maar dat bleef er niet eeuwig liggen. En zelfs met het bombarderen was 't bijna gedaan. Een enkel bombardementje leverde nauwelijks hout. Maar goede raad was helemaal niet duur hoor - wij versplinterde de kastplanken wel en dan had m'n moeder versplinterd hout. BEVRIJDING "Nederland is vrij' had Radio Oranje die vrij dagavond van de 4e mei gezegd. Nou, dan hoorde Den Helder blijkbaar niet meer bij Nederland, want er was geen bevrijder te bekennen en de Duitsers liepen nog net zo rond als altijd. Niks geen capitulatie zeiden ze, alleen maar wapenstilstand. We voelden ons in één woord: belazerd, 's Zondags woei de rood-wit-blauwe vlag op de Nieuwe Kerk bij de Werfpoort, maar van een dankdienst herinner ik me niets. Pas op maandagavond hoorden we door de officiële radio dat er echt gecapituleerd was. Maar die zelfde avond werd er nog geschoten. Dronken Duitsers? De volgende morgen ging het gerucht dat de Canadezen kwamen. Wij eropaf. Dat er iets gebeuren zou was duidelijk, want er liepen mannen rond met een band van de B.S., de Binnenlandse Strijdkrachten. Tot mijn verbazing - en trots - was er ook één van mijn leraren van het Lyceum bij. Op mijn eerbiedig groeten knikte hij vriendelijk, maar dat-ie me niet kende was duidelijk. Dat viel dus even tegen. Het viel trouwens allemaal bit ter tegen. Ten lange leste kwamen er een paar Canadese jeeps en die reden mooi door. Had je daar nou uren voor gestaan? Was dat nu de bevrijding? Er kwam wittebrood en boter, suiker en bis cuits. De biscuits vermaalden we in een gehakt molentje en met boter, suiker en soms ook cho cola werden daar taarten van gefabriceerd. Je zou er nu beroerd en misselijk van worden, maar ik herinner me daar niets van. Integendeel. Ik had geweldig de pest in toen m'n moeder op d'r verjaardag Jan-en-alleman wittebrood met boter en suiker en biscuittaart van óns rant soen uitdeelde. Ze hadden toch zeker zélf thuis? Gelukkig konden we onze chocolavoorraad een beetje aanvullen bij de Canadezen, die gele gerd waren op 't weiland aan het eind van de Ooievaarstraat (nu Eben Haëzerschool). Voor echt Hollands zilvergeld kon je chocola kopen. Mooi dat mijn vader nog wat zilvergeld in voor raad had, al had 't niet veel gescheeld of we Het laatste jaar

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 1995 | | pagina 29