74
panische angst doortrok m'n lijf. Dat ik daar
nou geen moment aan gedacht had. Mijn vader
was niet thuis, dat wist ik zeker. Maar m'n
moeder, m'n kleine broertje. En m'n andere
broertjes, verrek, waar waren die eigenlijk?
Nee, nee, hen was niks gebeurd, want ze zaten
op dezelfde school, in 't zelfde gebouw. Maar
waar waren ze? Want 't eerste wat m'n moe
der zou vragen was: 'Waar is Piet, waar is
Rein, jij bent de oudste!' Even aarzelde ik,
zou ik teruggaan? Nee, naar huis. Ik vlóóg
door 't plantsoen, langs het station, langs de
'prelleweg' (Parallelweg). Tot de bocht ging
't goed, maar toen: rook, vuur, brandweer!
Puin, veel puin, dwaas uitstekende balken, een
half weggevaagde zolder, stoelen, tafels, bed
den aan flarden, dwars over de straat. Ge
schreeuw, geloop, gehuil. Mensen die opzij
gingen juist toen ik aankwam. Een brancard,
een bloedige arm vanonder een zeil. Ik moest
kotsen, draaide me om. Wie was 't? Toch niet
de moeder van Gerard? 't Was wel zijn huis,
of, of was 't dat van de buren? Weg wou ik,
weg, naar huis. Maar er was geen weg meer.
Dus over de sloot, dwars door de volkstuin
tjes langs de spoorbaan. Dat mocht niet. Altijd
kwam er wel een woedende spoorkees achter
je aan als je 't toch deed. Maar ik moést naar
huis. Aan de Ruijghweg was niks gebeurd, in
de Meeuwenstraat ook niet. En het huis, ons
huis, in de Sperwerstraat stond alsof er niets
gebeurd was. Mijn moeder was er, mijn broer
tjes, zelfs mijn vader. Waar kwam die nou
opeens vandaan? Het werd een nerveus komen
en gaan van tantes en buren. Er zouden hon
derden doden en gewonden zijn. Die was erbij
en die... Afgrijselijke details werden gefluis
terd, die mochten wij kinderen niet horen. Het
dodental bleek tenslotte slechts tweeënvijftig
te zijn. Het aantal zwaargewonden nog min
der. Tot de zwaargewonden behoorde een
meisje uit onze klas. Ze was ziek thuis die
dag, vandaar... Zo zag je maar: aan de voor
jou bestemde brisantbom ontkwam je niet!
ONTLUISTERING
Er was keus genoeg toen we ons weer in Den
Helder vestigden na onze evacuatieperiode.
Alleen in de Sperwerstraat stonden zeker, vijf,
zes huizen leeg. 't Hoekhuis, hoek Ooievaar
straat, leek ons te koud, dus 't werd het huis
ernaast, no 3. Vanuit de achtertuin keek je op
een bomtrechter in de Ooievaarstraat. Wij
duidden deze plek aan als 'het gebombar
deerde huis'. Onzin natuurlijk, want 't barst
te van de gebombardeerde huizen. Sluis
dijkstraat, Torenstraat, Parallelweg, Janzen-
straat, Californiëstraat, Wezenstraat, Spoor
straat, Keizerstraat, ach waar eigenlijk niet? 't
Aantal bomtrechters werd steeds groter.
We zwierven er rond, vonden er soms iets van
onze gading, 'n stukje speelgoed en o, vreug
de een oude tennisbal. Dan konden we weer
's een partijtje 'knoerten'. Mijn vader was daar
dan niet zo blij mee, want 't repareren van al
die schoenen gaf hem toch al zoveel hoofd
brekens.
Er kwamen ook steeds meer huizen met plan
ken voor de ramen. De bewoners hadden el
ders een goed heenkomen gezocht. De man
nen werkten nog wel op de rijkswerf, maar na
de werffluit om half zes ging een groot deel
van de uit de werfpoort drommende mannen-
massa via de Spoorstraat naar de trein. Vooral
's avonds was 't stil in de stad. Meestal merk
ten we dat niet: we moesten toch binnenblij
ven. Maar toen ik in de zesde klas van de lage
re school zat (1943/'44) mocht ik naar de jon
gelingsvereniging, de C.J.M.V. (Christelijke
Jonge Mannen Vereniging). Die club werd
gehouden in een bovenzaaltje van de toenma
lige Nederlands Hervormde Evangelisatie in
de Palmstraat. Met een speciaal avondpasje
mochten we daar op woensdagavond naar toe.
Nooit was de stad zo stil en uitgestorven dan
toen ik daar op een regenachtige najaarsavond
alléén naartoe ging. Meestal gingen we met een
stel jongens uit de buurt en dan merkte je niet
zo hoe uitgestorven de stad wel was. Ruijghweg,
Sluisdijkstraat, Molenstraat, Palmstraat.
De maan scheen geelblauw over de .glinste
rende daken, bijna nergens kierde licht door
de verduisterde ramen. Het was beklemmend
stil en pas toen zag ik dat er gras groeide in
de Molenstraat.
De stad werd ook steeds kleiner. Op de haven
en de dijk mochten we allang niet meer