zijn wat ongelukkige intrede te voorkomen. Na de zegen sprak hij ferm: 'Als iedereen nou weggaat, blijf ik wel staan.' Aldus geschied de. Het was een heel geschuifel en geklap van stoelen, maar broeder Boon bleef staan. Behalve een preekschrift had broeder Boon ook een absentieschrift. Daarin werd precies bijgehouden hoeveel mensen in de diensten aanwezig waren en wie er zondag ontbro ken had. En reken erop dat hij je wist te vin den. Statig rechtop kwam hij aangefietst om te vernemen wat de reden was van je verzuim de afgelopen zondag. Men mag daar nu van denken wat men wil, maar hij kwam langs om zijn schapen te tellen. Hij voelde zich als zijn Heer, verantwoordelijk voor zijn kudde. Helaas ontviel ons gezin de kudde doordat we na verloop van tijd de polder weer verlieten en teruggingen naar Den Helder. Vaders tex tiel raakte op en bij de brandweer in de mari- nestad was werk genoeg... BEDREIGD BESTAAN Het was 1943. Vierde klas lagere school. De Groen van Prinstererschool. Groen waren de raamkozijnen en de binnendeuren. Donker groen. Een oud, hoog gebouw in de binnen stad, somber, vol stank. We waren sinds een paar weken weer terug in Den Helder. Daar waren huizen genoeg, want wie wou er toen wonen? Maar al te vaak waren de voor de rijkswerf bestemde bommen op de stad terechtgekomen. 'Een paar seconden te vroeg afgedrukt,' wist de buurman, 's Nachts hoef je niet zo bang te zijn, dat zijn meest over- vliegers. 't Afweergeschut gaat wel tekeer, maar da's niks. Die moffen raken nooit wat, want die tommies vliegen veel te hoog.' Mijn vader had een ander, meer afdoend argument om ons in bed te houden: de bom die niet voor jou bestemd is krijg je niet. Hij blééf gewoon in z'n bed. Die middag op school waren we nergens op verdacht. Zeker, we wisten wat we moesten doen als er een luchtaanval zou komen. Eén keer had ik zelfs een soort oefening meege maakt. Onze klas moest helemaal de Konings dwarsstraat uit naar 't plantsoen. Maar de schuilkelder daar stonk erbarmelijk en de daar rondslingerende witte ballonnetjes hadden iets met viezigheden van moffenmeiden te maken. En dat was zoiets smerigs dat de meester er niet over praten wilde... De waarschuwing van 't luchtalarm kwam veel te laat. Nog waren de janktonen niet ver waaid of een gierend geluid, gevolgd door een dreunende bominslag, klonk overal om ons heen. We waren verbijsterd van schrik. De meester zag spierwit. Even keek hij radeloos om zich heen. We zaten boven in 't gebouw, wij alleen. Het lokaal naast ons was leeg, omdat die onderwijzer ziek was. 'Onder de banken,' brulde de meester. Zelf bleef-ie staan bij de deur. We deden wat er gezegd werd, zwijgend. Zelfs Pietje Pasterkamp jankte niet, was té verbijsterd, 't Jankend gieren was erger dan 't daverend dreunen, 't Was zoiets als bij onweer, kwam de slag dan wist je meteen dat- ie niet voor jou was dit keer. Maar de angst aanjagende dreiging van die fluittoon ging je door alles heen. Even plotseling als 't begon nen was hield 't op. Pas toen we allang bui ten waren kwam 't sein 'einde luchtalarm'. 'Ga direct naar huis,' had de meester gezegd, 'jullie ouders zullen ongerust zijn.' Verrek, daar had ik nou geen moment aan gedacht. Goed bekeken van meester, m'n moeder was toch al zo zenuwachtig. Natuurlijk, direct naar huis. Maar, maar... was dat huis er nog wel? Een 73 Bedreigd bestaan

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 1995 | | pagina 13