Bremer'. Ja, radio Bremen was niet populair en ik had een Duitse naam. Kon ik 't helpen? Ik voelde me dood-ongelukkig. De juffrouw had lange nagels en de bovenmeester was een rot vent. Bok van Neerden noemden ze 'em. Na een paar maanden kwamen er nog meer Helderse evacués. Die kinderen gingen naar een aparte school in de Gereformeerde kerk aan de Gelderse buurt. Op een dag stuurde Bok me dóór naar die school. Na één dag was dat bekeken, want toen m'n vader het hoor de was ie razend. Hij wist van niks, hem was niks gevraagd. Dat ging zó maar niet, ik moest weer terug naar Bok van Neerden. Wat ik ervan vond interesseerde niemand. Een merkwaardig tijdverdrijf in de polder waren de grootscheepse vechtpartijen tussen de 'christelijken' en de 'roomsen'. Grote troe pen van tientallen jongens - de meesten in mijn ogen zéér groot - trokken na schooltijd in de richting van de roomse school in Breezand. De jongens van die school waren er blijkbaar al van op de hoogte, want we werden opge wacht door met stokken en riemen gewapen de 'roomsen'. Na enig heen-en-weer schelden: - roomse papen, klimmen als apen in hoge bomen om in de hemel te komen begon de strijd. Een strijd die pas eindigde als er een onderwijzer of veldwachter aan te pas kwam. Deze knokpartijen waren geheel nieuw voor mij. Eerlijk gezegd, wist ik niet eens goed wat roomsen nou eigenlijk waren. Mijn vader had in 't geheel niets tegen room sen. Integendeel, want ze hadden meest grote gezinnen en waren derhalve goede afnemers van onderbroeken, overalls, sokken, zakdoe ken en dergelijke. Ik had met Rome overigens nóg een vreemde ervaring. De jongste broer van m'n moeder, toen een ongeveer twintigjarige weesjongen, was bij ons komen wonen. Hij was afgedankt als zeemilicien en kon werk krijgen bij een schilder in Breezand. Deze schilder nu was goed rooms. Die oom van mij kon niet alleen verven, maar ook 'merakels' mooi tekenen en schilderen. Toen 't tegen kerst liep, wilde de schilder een genereus gebaar maken en alle levensgrote kerststal-dieren van meneer pas toor grondig doen vernieuwen. Een mooi klus je voor m'n oom. Alleen... de pastoor moest maar niet weten dat een niet-gelovige knecht van de schilder dit moois maakte. En zo gebeurde het toen ik in de kerstvakantie van het jaar onzes Heren 1940 met m'n oom mee was naar de roomse kerk, waar de menagerie in een zijzaal werd verfraaid, de schildersbaas met een rood hoofd naar binnen kwam en 'weg, weg' gebaarde. Ik begreep er totaal niets van, maar m'n oom pakte me kordaat in m'n nek en verdween met mij in een onfris rui kend toilet. Na een eindeloze tien minuten wer den we bevrijd en door 't raampje zag ik nog net een zware roodhoofdige man in een zwar te soutane een damesfiets bestijgen. De schil dersbaas was in zijn nopjes: 'Pastoor was héél, héél tevreden. Hij wist niet dat ik 't zó goed kon,' zei hij grinnekend. Een aardige man. HET KERKJE AAN DE ZANDVAART De meeste mensen in Breezand waren rooms. Wij echter waren 'christelijk' en gingen zon dags niet naar de mis, maar naar de kerk. De hervormde kerk, of eigenlijk de Evangelisatie van de hervormde kerk. De gewone her vormden gingen naar de kerk aan de Kleine Sluis. Maar de 'orthodoxen', die wat strenger in de leer waren, gingen naar broeder Boon van de Evangelisatie aan de Zandvaart. Er was zondag aan zondag véél belangstelling voor de prediking van broeder Boon. Want het was oorlog en menige inwoner van het door bombardementen geteisterde Den Helder had een goed heenkomen gezocht in de Anna Paulownapolder. Bovendien: 'nood leert bid den', zei men toen en er werd wat afgebeden in die tijd! Nou werd ons altijd geleerd dat je daarvoor - voor dat bidden - niet persé in de kerk hoefde te zijn, maar ja, je moest er toch eigenlijk wel bijhoren, wilde je echt gehóór krijgen. Zo voelde ik dat tenminste. En 'erbij horen' betekende: als er dienst was, 'ernaar toe gaan'. Groene licht 's Zondagsmorgens tien voor tien probeerden

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 1995 | | pagina 11