40 zijn studietijd in de theologie te Leiden, koes terde hij daar zijn andere ik, Piet Paaltjens, een dichter en literator die tot de Laatste Dag, waarvan in het bovenstaande al sprake was, de geldigheid van de bewijsvoering zal blijven belichamen voor de stelling dat generaties van naaperij in de zachtjes knetterende vaderland se letteren desalniettemin een volstrekt onver wacht steekvlammetje kunnen opleveren. Piet Paaltjens begon te schrijven in 1856, in het jaar waarin Heinrich Heine stierf. In zeke re zin zet het andere ik van de latere dominee het werk van de grote Duitser een aantal jaren voort. Maar P.P. is geen zwakke epigoon van H.H. Zo kolderiek en surrealistisch als Paaltjens op zijn best kan zijn is een verwor venheid, die je in het werk van Heine alleen bij wijze van voorafbeelding kunt ontwaren. TIJDGENOOT VAN EDWARD LEAR Piet Paaltjens is wezenlijk een tijdgenoot van Edward Lear, wiens onsterfelijke Book of Nonsense, gepubliceerd onder zijn eigen naam, uitkwam in 1861, nadat Lear onder het pseu doniem Derry Down Derry een eerste versie daarvan had laten verschijnen in 1846, bij Thomas Maclean. Lewis Carroll's Alice's Adventures in Wonder land verscheen in 1865. Als de tweede helft van de achttiende eeuw de bakermat is van de Romantiek en als zodanig wordt erkend, kun je met even veel recht beweren dat het snik kend grimlachen werd ontdekt als oorspron kelijke bron van menselijk ervaren in de twee de helft van de negentiende. De Romantiek mag dan aan de oorsprong staan van de kolder en de grimlach, maar van de andere kant, die de onze is, zullen we nooit meer in staat zijn de Romantiek te zien zon der wat Lear, Carroll en Paaltjens voor die gemoedsgesteldheid zijn gaan betekenen. Li teratuur roept een zeer eigenaardige vorm van tijdsgebondenheid op bij wie haar beschou wen. Wie na James Joyce's Ulysses besluit toch maar de hele Homerus te lezen, onder gaat een heel andere ervaring dan de student Klassieke Letteren, die ver na zijn doctoraal examen toekomt aan de twintigste eeuw en de auteur van "Dubliners" gaat ontdekken. DE EEUW VAN VICTORIA Die eigenaardige vorm van tijdsgebondenheid krijgt heel bijzonder vorm in de negentiende eeuw. Daarin wordt geschiedenis, vooral door Von Ranke, voor het eerst onderwerp van wetenschappelijke beschouwing. De eeuw van Victoria herziet haar relatie met de historische tijd. Het is het tijdsgewricht van de neo-stij- len en van de eerste grootscheepse en geïn stitutionaliseerde inspanningen voor restaura tie van het architectonische erfgoed volgens het begin van een nieuwe traditie, die Viollet- le-Dus vestigde. Die betekenden voor onze bet-overgrootou ders, tijdgenoten van dominee HaverSchmidt, een nieuw soort hunker naar een persoonlijke beleving van geschiedenis. Dan kom je er al gauw toe de bestaande bron nen een handje te helpen; de eigen vinding rijkheid en verbeelding komen daarbij goed van pas. Daarom is de Schotse dichter James Macpherson een belangrijke erflater van de romantische traditie. In 1762 "hervond" hij de gedichten van de vroeg-Ierse bard Oisin, waar bij zijn eigen dichterlijke talenten hem in niet onbelangrijke mate hadden geholpen. De zogenaamde "Songs of Ossian", waaron der het epos Fingal, zou een belangrijke voe- dings- en inspiratiebodem gaan betekenen voor de romantiek. Het is karakteristiek dat een ver nieuwer als Goethe het werk in hoge mate bewonderde, maar dat een "old-timer" als Doctor Samuel Johnson, de uitgebreide beli chaming van alles wat niet-romantisch en klas siek is, er niet in tuinde. FONKELNIEUW VERLEDEN Wanneer Felix Mendelssohn-Bartholdy in 1832 de première van zijn "Hebriden"-ouver- ture te Londen dirigeert, is zeventig jaar na het boek van Macpherson de produktie van

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 1994 | | pagina 8