15 en dienden de KNIL-militairen de orde te her stellen. Onze Enkhuizer soldaat vertrok met zijn onderdeel naar het opstandige eiland, waar zij na een felle strijd van ruim een jaar de hoofd stad Mataram veroverden en daarmee een einde aan deze oorlog maakten. Met vele anderen ontving hij op 5 augustus 1895 het Lombokkruis met f. 6,- gratificatie. Op 18 januari 1900 moet hij ontslag nemen "wegens voortdurende ongeschiktheid voor alle diensten". Uit een aantekening in het stamboek blijkt dat hij lijdende is aan lepra en zonder toestemming van de resident niet naar patria mag repatriëren. Waarschijnlijk werd hij opgenomen in de leprakolonie Palantoengan op de grens van de residentie Semarang en de Pekalongan, waar meer KNIL-militairen werden verpleegd. Wegens gebrek aan gegevens is zijn overlijden onbekend gebleven. 2) Anders verliep dit met een Amsterdamse mari nier, wiens overlijdensdatum werd vastgelegd in het overlijdensregister van de hoofdstad van 1877. Hij was als loteling van de lichting 1865 ingedeeld bij het 5e Regiment Infanterie. Na vijf maanden werd hij bevorderd tot korporaal en in augustus 1866 ging hij met groot verlof. Daarna werd hij op 16 september 1869 opnieuw opgeroepen om op 5 mei 1870 af te zwaaien. Ook toen was er gebrek aan werk met gevolg dat hij in september 1871 voor één jaar als rempla^ant in dienst trad bij het Regiment Grenadiers en Jagers. Daarna trad hij 1 juli 1873 voor den duur van zes jaren en met een hand geld van honderdvijftig gulden in dienst als marinier 3e klasse. Met het s.s. "Voorwaarts" arriveerde hij 12 februari 1875 te Batavia, waarna hij 22 maart 1875 te Padang op Sumatra aankwam om daar te worden gedebarkeerd. Inmiddels was in 1873 verzet ontbrand tegen het Nederlandse gouvernement, dat uiteindelijk in een totale oorlog uitmondde. Na lange jaren van strijd (van 1898 tot 1903 onder leiding van generaal J.B. van Heutsz) eindigde die in 1908 met een algehele onderwerping aan het kolo niale gezag. Vanuit Padang werden de mari niers evenals de manschappen van het KNIL naar Atjeh gedirigeerd waar de militairen om met Craandijk te spreken, als duivels hebben gevochten. We mogen aannemen dat onze Amsterdamse marinier ook zijn aandeel had in de strijd ten gevolge waarvan hij in februari 1876 werd opgenomen in het hospitaal te Kota Radja. Hier is hij op 5 februari van dat jaar overleden. Nauwelijks 31 jaar oud viel hij als slachtoffer van de Atjeh-oorlog, de koloniale oorlog die onze voorouders meenden te moeten voeren om hun gezag te handhaven. 3) M.M.J. HOOGENBOSCH Literatuur: J.J. Craandijk, Wandelingen door Nederland. 2) A.R.A. 's-Gravenhage, Tweede Afdeling, Stamboeken militairen 1814-1950, folio 35917 t/m 36125, inventaris nr. 238, Stamboeknummer 38155. 3) A.R.A. 's-Gravenhage, codenr 2-12-08, Inventaris nr. 40, stamboeken mariniers 19e eeuw, nr 13.104. P.H. Verberne, kapt. K.N.I.L. en echtgenote A.M.B. Janzen, geportretteerd in 1859

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 1994 | | pagina 15