Nieuwediep eens inscheephaven
voor militairen van het KNIL
14
De tweede helft van de negentiende eeuw
bracht veel vertier in Nieuwediep. Niet alleen
de im- en export van hout, steenkolen en vee
brachten deze levendigheid, maar ook het
komen en gaan van de schepen der
Koninklijke Marine en de aan- en afvaarten
der schepen van de Mij. "Nederland" op weg
naar onze gordel van smaragd. In die gor
del smeulden echter verschillende haarden
van verzet o.a. in Atjeh in het noorden van
Sumatra en op Lombok, waar de bevolking
in verzet was gekomen tegen het Nederlandse
gezag.
Regelmatig arriveerden hier - in Harderwijk
opgeleide - manschappen van het Koninklijk
Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL) die zich
inscheepten aan boord van de passagierschepen
van de "Nederland". Jonge mannen die zich om
allerlei redenen voor de militaire dienst in de
tropen gemeld hadden.
Voor de burgerij en zeker voor de jeugd bete
kende deze inscheping een evenement dat niet
gemist mocht worden. Craandijk beschrijft in
zijn "Wandelingen" een en ander als volgt:
"Daar klinkt in de verte de muziek; de trom
mels roffelen, trompetten schetteren, bajonetten
blinken in de zon. De troepen komen.
Ongewapend marcheren de grijs gedoste kolo
nialen tussen de rijen der infanteristen, bege
leid door de Indische officieren met hun oran
je sjerpen en getrokken sabels langs de Kanaal-
weg en Hoofdgracht naar de haven. In brede
plooien golft het vaandel boven hen uit.
Helderse straatjeugd houdt hen trouw gezel
schap. Daar aangekomen vormt de infanterie
met snelle pas een halve cirkel met de uitein
den tegen de boot. De suppletietroepen zijn er
binnen; de straatjeugd er buiten. De optogt naar
boord begint. Daar stijgen zij de loopplank op.
In hun grauwe uniformen, de gele band om de
muts en de zak op de schouder".
Mannen uit allerlei milieus met diverse achter
gronden, mislukten uit de maatschappij,
gesjeesde studenten, rijkelui's kinderen wier
vader bankroet heeft gemaakt, maar ook wak
kere kerels die in Indië vooruit willen komen,
die zich voor de dienst gemeld hebben om de
kosten van het gezin waaruit zij komen, te ver
lichten. In bonte mengeling gaan zij voorbij.
Als 't "aan boord" is, rukt de infanterie in.
"Oorlog" heeft de troepen aan "Koloniën" over
gedragen en "Koloniën" dient nu verder toe te
zien. De officieren hebben ogen van voren en
van achteren nodig. Menig koloniaal zou als
nog de kans willen grijpen om er tussen uit te
knijpen. Als zij in zee zijn is 't gevaar gewe
ken, maar in Southampton zullen de officieren
nog werk genoeg hebben om het deserteren te
voorkomen.
Loteling
Een van deze kolonialen was een jonge man
uit Enkhuizen. Als loteling van de lichting 1885
had hij bij de zeemacht gediend tot aan zijn
ontslag op 10 december 1893. In die periode
verbleef hij van 31 januari 1890 tot 26 april
1893 in Oost-Indië. Om aan een langdurige
werkloosheid te ontkomen meldde hij zich op
22 maart 1894 voor dienst zowel in als buiten
Europa, voor zes jaren bij de koloniale troepen
tegen een premie van driehonderd gulden. Een
maand later vertrok hij met s.s. "Soembing"
naar de Oost, waar hij op 6 juni 1894 gede-
barkeerd werd te Batavia en als kanonnier 2e
klasse geplaatst werd bij de artillerie.
In hetzelfde jaar brak op Lombok een opstand
uit van de bevolking tegen het gevestigde gezag