Nassau enz., Koning van Engeland en Ierland
mengde zich in deze kwestie. Hij liet zijn secre
taris Constantijn Huijgens op 15 januari 1673
aan de dorpen in het Noorderkwartier schrijven
dat de Mennogezinden om „gemoedtswille ver
schoont" niet bij de burgerwacht dienst hoef
den te nemen. Zij moesten de christelijke lief
de uitdragen en financiële steun geven.
„Wagtlopen voor vijantlijeke vloote"
De namen en de verblijfplaatsen „soo tuijs als na
see" van de mannen van de burgercompagnieën
werden bijgehouden in de „monster rolle van dor
pen Huijsduijnen en Helder". Zo lezen we dat er
in 1688 vanuit het gehucht Heiligharn acht man
schappen dienst deden in de compagnie van
Huisduinen. Nieuwe aanmonsteringen vonden
plaats in het raadhuis van Huisduinen en in het
huis van de Helderse kapitein. Mochten er twij
fels zijn over de gezondheid van een rekruut dan
oordeelde daar de chirurgijn over. De oproepen
voor een nieuwe lichting werden geschreven in
de schepenkamer van herberg de Rode Leeuw
in Den Helder. Vanaf circa 1750 vonden daar
ook de aanmonsteringen plaats. De compagnieën
oefenden één keer per week in het exerceren en
met de wapens „op de Landen van Huijsduijnen".
Het wachtlopen op de dijk en het strand was een
van de voornaamste taken. Vanuit een „wagt of
schildhuisje" bij de schansen liepen zij elkaar over
de dijk of het strand tot halverwege tegemoet. De
doipen aan het Marsdiep werden door een vijf
tal schansen met „canon op affuijten" verdedigd:
1) nabij het Nieuwediep ter hoogte van het
Marinemuseum;
2) ten westen van Den Helder ter hoogte van
het oude KNMI-station „de Windwijzer" op
het Schapendijkje;
3)Kaaphoofd voorheen „de Groote Caap -
Westerhoofd of Noorderduijn";
4) nabij de houten „Kleijne Caap" ter hoogte
van manege Bruin;
5)„Kijck Duijn" in Huisduinen.
De ligging van de schansen bij „de Groote Caap
en Kleijne Caap" en ten westen van Den Helder
was voorheen meer zeeinwaarts maar nagenoeg
altijd op dezelfde hoogte. Door uitdijkingen in
de jaren 1662, 1666, 1691 en 1750 werden de
schansen telkens landinwaarts opgebouwd.
Maar ook door verwaarlozing in vredestijd en
door de weersinvloeden, die afkalvingen tot
gevolg hadden, moesten de aarden wallen vele
malen hersteld worden.
Als een vijandelijk schip onder de kust zijn
ankers uitgooide en de zeilen streek werd groot
alarm geslagen. De wacht moest de rieten
schanskorf (korf zonder bodem) hijsen en het
vuurbaken aansteken.
Tevens moesten de schout en het nabij gelegen
dorp maar ook de Gecommitteerde Raden zo
snel mogelijk geïnformeerd worden. Terwijl de
klokken werden geluid waarschuwde de tam
boer met trommelslag en roepen de overige
leden van de burgercompagnie die zich bewa
pend verzamelden vóór het huis van hun kapi
tein. Als 's nachts de klokken geluid werden
plaatsten de dorpsbewoners een licht voor de
ramen van hun huizen om de compagnie behulp
zaam te zijn in de donkere straatjes en stegen.
In oorlogstijd werd het geschut in de schansen
langs deze kust door een compagnie Staatse sol
daten bediend. Zij werden per schip naar de
Helderse kust vervoerd en in beide doipen inge
kwartierd. Er bestond een goede samenwerking
tussen deze soldaten en de burgercompagnieën.
De bewapening van de burgercompagnie bestond
uit een musket met kruit en kogels. Een esse-
houten piek diende als stootwapen, om de schou
ders droegen de manschappen een bandelier.
Vanaf de jaren 1700 werden deze wapens ver
vangen door een snaphaan met „pont cogels pas
sende op de snaphaan en pont kmijt" en een sabel.
In vredestijd moest men de wapens weer op het
raadhuis inleveren.
Van daaruit gingen de wapens met munitie en
de kanonnen van de schansen weer naar Hoorn
om in het Arsenaal opgeslagen te worden.
85
fmm.. in i. li i II
Als "stootwapen" beschikte de burgerwacht over
deze vervaarlijk esserihouten piek
RENS SCHENDELAAR