BESMETTE SCHEPEN OP REDE VAN TEXEL
92
Het gebeurde op het Marsdiep (2)
Rond de jaarwisseling 1771-1772 ontdeden
enige op de rede van Texel liggende Oost-
indiëvaarders zich van enkele honderden
zieke schepelingen door ze over te brengen
in zogenaamde lichterschepen. Dit waren
kleine vaartuigen die doorgaans gebruikt
werden om goederen uit zwaarbeladen koop
vaardijschepen over te nemen en naar Am
sterdam te vervoeren, omdat de zeeschepen
konden vastlopen op een der vele ondiepten
van de Zuiderzee.
Dit keer ging het dus niet om goederen, maar
om (zieke) mensen. En men bracht de
„lading" nu niet naar Amsterdam, maar pro
beerde de zieken elders onder te brengen.
Het probleem was alleen: waar?
Quarantaineboet
Een halve eeuw eerder, in november 1720,
waren vier schepen uit Zuidfranse havens, waar
de pest heerste, in de Wieringer Balg in „quar
antaine" gelegd. Door een storm op 2 en 3
december waren drie van de vier schepen ver
gaan, waardoor een deel van het scheepsvolk
verdronken was.
Naar aanleiding van deze ramp hadden de
Staten in 1721 eerst een quarantaineboet in het
duin bij het Horntje laten plaatsen. Deze werd
acht jaar later vervangen door een lazaret,
omgeven door palissaden. Maar toen het laza
ret ten gevolge van kustafslag aan het open
strand kwam te staan, had men alles maar weer
afgebroken (1751).
In noodgevallen moest toch de Schans op Texel
dienst doen als lazaret. Zo had de opziener van
de Schans, Matthijs den Berger, in de zomer
van 1757 ruim honderd zieken van 's Lands-
schip „Damiate" moeten opnemen. Pas op 27
januari 1758 berichtte het Amsterdamse Admi
raliteitscollege aan Gecommitteerde Raden dat
de Schans weer ontruimd was.
In de meeste gevallen ging het om schepen met
zieke zeelieden, die ergens in het Middellandse
zeegebied een besmettelijke ziekte hadden op
gelopen. Men achtte een periode van veertig
dagen in afzondering voldoende. (Het Franse
Het Quarantaine-complex bij Westerland op Wieringen naar een tekening van J. Honig uit 1914