gezondheidssituatie als veel gunstiger dan in
de drie voorafgaande jaren.
MILITIE
Den Helder moet 43 dienstplichtigen leveren
op een aantal ingeschrevenen (19 jaar oud)
van maar liefst 157. Voor altijd of voor een
jaar worden er 89 vrijgesteld, waaronder 35
die (nog) te klein zijn, dat wil zeggen kleiner
dan 1.55 meter. Een ingelotene stuurt een
plaatsvervanger, wat hem "regt van plaatsver
vangers" kost natuurlijk de vergoeding aan
degene die zijn plaats inneemt.
ARMWEZEN
Het algemene beeld is nagenoeg hetzelfde als
in 1859, misschien iets beter. Toch zijn de uit
gaven aan armenzorg omhoog gegaan in ver
band met de wat lagere verdiensten en de on
gunstige weersgesteldheid, onder meer het
vroeg invallen van de winter.
De inrichting tot werkverschaffing te Helder,
"onder beheer van het algemeen armbestuur
aldaar, is opgeheven".
OPENBARE VEILIGHEID
Strandingen:
1. 24 januari: "De Fransche schoener Cele-
stine, kapt. Morin, met steenkolen van New-
castle naar Bordeaux. De kapitein en de zes
man der equipage zijn omgekomen. Het schip
is later weder afgebragt".
2. 29 mei: "De Zweedse brik Iris, kapt. JC
Wuhlberg, met rogge van Stockholm naar Rot
terdam".
3. 29 mei: "De in de Noordzee bij Kamperduin
masteloos en verlaten gevonden Noordsche
schoenerbrik Abraham, kapt. L. Larsen, met
hout van Tönsberg naar Frankrijk".
4. 4 juni: "De in de Noordzee masteloos en
verlaten gevonden bark Express van Tönsberg,
geladen met hout. Volgens informatiën zou de
bemanning gered en te Vlissingen aangebragt
zijn".
5. 23 augustus: "De Hollandsche brik Gou
verneur Baron van Zuijlen van Nijevelt, kapt.
K. de Jong, met rogge van Archangel naar
Amsterdam".
6. 16 november: "De Engelsche brik Leo, kapt.
Crosby, met steenkolen van Sunderland naar
Amsterdam".
7. 20 november: "Het schip Boreas, kapt. De
Boer, met steenkolen van Sunderland naar
Harlingen".
Van de drie laatsten is de bemanning gered.
Nr. 5 telt 10 opvarenden, gered door de
NZHRM.
Uit zee spoelen dit jaar aan den Helder 4 lij
ken aan, die voor Rijksrekening begraven zijn.
Branden
Een woonhuis van de rooms-katholieke pas
toor, "vermoedelijke waarde 200", waar
schijnlijk als gevolg van "onvoorzigtigheid";
deze brand is zonder spuiten geblust. Voorts
brandt een winkelhuis ter waarde van 200
af, ook al door onvoorzichtigheid en daar hoe
ven eveneens geen spuiten aan te pas te komen.
Een houtloods en een zolder van geringe waar
de branden af, evenals een paardenstal, ter
waarde van 600, waarbij 2 spuiten ter blus
sing zijn ingezet. Tenslotte gaat het gebouw
"de Vloot' in vlammen op, als gevolg van het
springen van buskruit.
WATERSTAAT
Voor 6200 koopt de provincie een woonhuis
met erf aan om de bocht in het Noordhollands
kanaal, aan de mond van het Helders kanaal,
te kunnen afgraven.
In 1860 doen 98 zeil- en 64 stoomzeeschepen
meer dan in 1859 de Helderse haven aan of
varen door in de richting van/naar Amsterdam.
Aan het Helders kanaal wordt nog heel wat
meer uitgegeven door de gemeente: 3098
voor het maken van een bazaltmuur aan het
eind van het kanaal, ter vervanging van de
houten beschoeiing. Voorts 9644 voor het
verbreden van het kanaal tussen de Botbrug
en het Noordhollands kanaal, het maken van
een houten brug over de uitwateringsvaart van
de polder en voor het ophogen van het terrein
78