DE RAMP IN DE KERSTNACHT VAN 1593
IA
Het gebeurde op het Marsdiep (1)
"Dit Eylandt gheen kleyne profijten gheniet
door de Bootsgesellen soo wanneer een wijle
tijdts het Eylandt die Coopvaerders op
stroom ligghen om te verwachten een goe
den windt om uyt te seylen".
Aldus L. Guicciardini, edelman van Florence,
handelsagent te Antwerpen, historicus en schrij
ver van het in 1612 bij Willem Jansz Blaeu te
Amsterdam in een vertaling van Comelium
Kilianum (Cornelis van Kiel) verschenen boek
werk "Beschrijvinghe van alle de Nederlan
den", over het eiland Texel (bladz. 245).
Uiteraard gold hetzelfde voor het aan de zuid
zijde van het Marsdiep gelegen eiland Huis
duinen. Ook daar had men veel profijt van de
schepelingen die soms wekenlang op gunstige
wind wachtten en vaak dagelijks naar de wal
roeiden om in een van de vele herbergen de
tijd te doden. Guicciardini vertelt hoe er soms
grote vloten lagen, "een maent twee ofte drie
wachtende", alvorens zij konden uitzeilen.
"Hierdoor is het gheschiedt in 't jaer 1593, als
de Vlote nu wel hondertvijftich schepen sterk
was, van de welcke eenige schepen daer wel
achttien weecken op stroom gheleghen hadden,
soo is op den 24 Decembris s'avonts bij donc-
ker ten neghen uren eenen gheweldige storm
opgheresen.... door den welcken hier twee sche
pen los van den ancker geraeckten tot bederf
van de heele Vlote: alsoo zij overmidts de donc-
kerheydt malkanderen niet en konden mijden.
Waerdoor vierenveertich groote Coopvaerders
schepen versoncken ende omtrent 1050 Schip
pers ende Bootsgesellen verdroncken, voorts
weijnighe daer schadeloos af komende".
Plotselinge storm
De auteur E. van Meteren schrijft in zijn in
1599 te Delft verschenen "Belgische ofte Ne-
derlantsche Historie van onze tijden" dat er 140
schepen, geladen met (uit de Oostzeelanden af
komstig) graan op gunstige wind lagen te wach
ten teneinde naar Italië uit te zeilen. Hij vertelt
dat er plotseling een storm opstak, waardoor
veertig schepen van hun ankers lossloegen en
met man en muis vergingen. Andere schepen
liepen vast op het strand (boek XVII, fol.337).
De historicus E. van Reyd (Reidanus) vermeldt
in zijn in 1650 te Leeuwarden verschenen "His
torie der Nederlantsche oorlogen, begin ende
voortganck tot den jaere 1601", dat 40 a 50
grote schepen in het Marsdiep, die naar Frank
rijk en Spanje zouden varen, met 500 bootsge
zellen ten onder gingen (boek XI, bladz. 223).
P.Chr. Bor schrijft in zijn vijfdelige historische
werk "Oorspronghe, begin ende vervolgh der
Nederlantsche oorlogen, beroerten ende bor-
gerlijcke oneenichheyden (Leiden - Amsterdam,
1621-1630), dat de bedoelde graanschepen zo
wel in het Vlie als in het Marsdiep lagen. Hij
venneldt een op 12 januari 1594 door de Enk-
huizer Fr. Maelson, pensionaris van West-Fries
land aan de raadspensionaris Johan van Olden-
bamevelt geschreven brief, waarin staat dat
voor zover men zich herinnerde een ramp als
die in het Marsdiep nooit eerder was voorge
komen. De omvang van de ramp kon men niet
overzien, want er was van veel schepen nog
geen bericht binnen. De stadsdokter uit Hoom,
Theodorus (Dirk) Velius, vermeldde in de eer
ste druk van zijn "Chronijck van de Stadt van
Hoom" nog dat 4 of 5 van de ca. 40 vergane
schepen uit Hoom afkomstig waren, maar in
de 4e druk (1740) wordt gesproken van tien of
elf schepen. Hij spreekt overigens van schepen
geladen "vol kostelijke stukgoederen en gra
nen" en zegt dat er "wel 500 Bootsgezellen"
verdronken waren.
(I